3. Intactheid van de kabelaansluitingen.
4. Eventuele schade aan de behuizing van de schakelaar.
5. Verwijdering van stof en vuil
2
Tijdens alle bedrijfsmatige levensfasen van de veiligheidsschakelcomponent moeten constructief en organisatorisch
geschikte maatregelen voor de manipulatiebeveiliging of tegen het manipuleren van de veiligheidsvoorziening,
bijvoorbeeld door het gebruik van een vervangende bediensleutel, getroffen worden.
2
Beschadigde of defecte componenten moeten onmiddellijk vervangen worden.
8 Demontage en afvalverwijdering
8.1 Demontage
De veiligheidsschakelaar mag uitsluitend in spanningsloze toestand gedemonteerd worden.
8.2 Afvalverwijdering
£
Het veiligheidscomponent moet op een correcte manier volgens de geldende nationale voorschriften en wetgevingen
afgevoerd worden.
9 Bijlage – Speciale versies
Speciale versies -2965-1
24-26