FID PRO
brandkleppen
7. Hanteren en opslagcondities
De brandkleppen zijn verpakt in folie of ander bedekkingsmateriaal. De brandkleppen kunnen met alle
soorten
vervoersmiddelen worden
getransporteerd,
onder
de
voorwaarde
dat
ze
tegen
weersomstandigheden worden beschermd. Als brandkleppen in het vervoermiddel geplaatst worden
moet worden gezorgd dat ze niet kunnen verschuiven of verplaatsen. Na elk vervoer moet elke
brandklep visueel worden geïnspecteerd. De brandklep mag niet worden opgetild aan de voedingskabel
en het apparaat mag niet op het zekerings- en besturingsmechanisme worden geplaatst. Bescherm de
brandklep tegen stoten of vallen. Ga tijdens vervoer en installatie zeer voorzichtig om met het klepblad.
De brandkleppen moeten worden bewaard in afgesloten ruimtes om ze te beschermen tegen externe
weersomstandigheden. In geval van opslag op de grond moeten de brandkleppen op beschermende
platen worden geplaatst om ze te beschermen tegen beschadiging en vervorming.
8. Onderhoud en service
Om ononderbroken werking te garanderen moet de brandklep regelmatig worden geïnspecteerd en
getest. De fabrikant raadt aan om de gebruikseisen van de gemeenten te raadplegen om de frequentie
van de service-inspectie te bepalen. Elke inspectie van de brandklep moet worden vastgelegd in een
standaard rapport en worden ingevoerd in het service logboek van het gebouw. De service-inspectie
moet worden uitgevoerd door de fabrikant of door een bedrijf dat bevoegd is om dit soort inspecties uit te
voeren. De verantwoordelijke die de service- of onderhoudswerkzaamheden aanvraagt moet zorg dragen
voor vrije toegang tot het apparaat, d.w.z. voldoende ruimte om de brandklep, verlaagde plafonds en
andere installaties te demonteren als deze de toegang tot het apparaat blokkeren, etc.
15/15