PLAATSING VAN HET APPARAAT
Plaats het apparaat op een vlakke, droge en stabiele ondergrond in de buurt van een
■
goed geaard stopcontact.
Laat met het oog op een voldoende luchtcirculatie ten minste 20 cm vrije ruimte over aan
■
alle zijden van het apparaat. Laat boven het apparaat ten minste 40 cm vrije ruimte over.
Gebruik het apparaat niet in de buurt van een radiator of andere warmtebron.
■
Dit apparaat is bedoeld voor de ontvochtiging van ruimtes met een grootte van 16 tot 31 m
■
GEBRUIK VAN HET APPARAAT
De ontvochtiger wordt gebruikt voor bijv. het ontvochtigen van ondergelopen kelders,
■
ruimtes met een hoge vochtigheid enz.
Gebruikt het niet in ruimtes waar stoffen of voorwerpen worden opgeslagen die een
nauwkeurige temperatuur- en vochtigheidsregeling in de ruimte vereisen.
Sluit voor een optimale werking alle ramen en deuren in de ruimte waar u het apparaat
■
gebruikt. Laat de ruimte indien nodig kort ventileren.
Gebruik het apparaat bij een omgevingstemperatuur van 5 tot 35 °C (41 tot 95 °F). Gebruik
■
het niet bij temperaturen lager dan 5 °C (41 °F). Anders kan er ijsvorming ontstaan op de
verdamper. Dit kan de werking van het apparaat beïnvloeden.
Als er op de verdamper ijs wordt gevormd, schakelt de compressor uit zodat deze niet
■
beschadigd raakt. De ventilator blijft in werking totdat het ijs ontdooid is. In de AUTO
DEFROST-modus (automatische ontdooiing) brandt de indicator B3.
BEDIENING VAN HET APPARAAT
Zorg ervoor dat het apparaat op een geschikte plaats staat en correct in elkaar is gezet.
■
Sluit het vervolgens aan op het stopcontact.
1. IN- EN UITSCHAKELEN
Gebruik om het apparaat in- en uit te schakelen de knop B12. Laat de ontvochtiger bij
■
het eerste gebruik gedurende ten minste 24 uur in werking.
Het apparaat schakelt automatisch uit als de ingestelde vochtigheid in de ruimte is
■
bereikt, als de tank A4 vol of verwijderd is of als de tank onjuist geïnstalleerd is.
Als u het apparaat uitschakelt en binnen korte tijd weer inschakelt, start het apparaat
■
over ongeveer 3 minuten weer op. Deze functie beschermt de compressor tegen schade.
Het apparaat is uitgerust met een Auto-restart functie voor het geval van
■
stroomstoringen. Dit betekent dat de instelling wordt opgeslagen in het geheugen van
het apparaat en het na afloop van de stroomstoring automatisch weer gaat werken in de
modus waarin het daarvoor was ingesteld.
Schakel het apparaat na gebruik altijd uit en trek de stekker uit het stopcontact.
■
2. VOCHTIGHEID INSTELLEN
Met de knoppen B10 kan de gewenste vochtigheid worden ingesteld tussen 35 en 85%
■
RV (relatieve vochtigheid). Met iedere druk op de knop wordt de instelling met 5%
gewijzigd. De ingestelde snelheid verschijnt op het led-display B4.
instellingsmodus voor een maximaal ontvochtigingsvermogen kan de gewenste
vochtigheid niet worden ingesteld.
3. MAXIMAAL ONTVOCHTIGINGSVERMOGEN INSTELLEN
De
knop
B8
■
dient
voor
het
in-
en
uitschakelen
In de
van
het
maximale
2
.