6.
Gebruik van de sonde en de zuurstofmeter
•
Steek de probe in de siliconenslang van de bodemsonde
•
Druk de sonde recht omlaag tot op de gewenste diepte in de bodem.
Niet slaan; daarop is de sonde niet berekend !
•
Trek de sonde vijf tot tien centimeter omhoog, zodat de punt zich opent. Door de speciale vorm van de punt
zal nu alleen lucht die zich lokaal rond de punt bevindt omhooggezogen kunnen worden.
•
Sluit de slang aan en zuig lucht omhoog totdat de meter een constante waarde te zien geeft (meestal na
enkele tientallen seconden).
•
Lees af en noteer de gemeten waarde.
•
Zet het apparaat af en trek de sonde met twee handen recht omhoog.
•
Maak de punt van de sonde schoon met een droge harde borstel en controleer de werking van de binnenpen.
Het apparaat is dan klaar voor de volgende meting.
Metingen zijn alleen mogelijk in goed luchtdoorlatende gronden boven de grondwaterspiegel.
7.
Onderhoud aan de bodemgassonde
Controleer of de binnenpen (zie fig. 6 nummer 1) in
de bodemgassonde goed op- en neer schuift. Maak
de punt (2) eventueel schoon met een harde borstel.
Heeft dit onvoldoende effect dan dient u de sonde
uit elkaar te nemen. Hiervoor is gereedschap mee-
geleverd.
Verwijder met de pijpsleutel de messing aanzuig-
nippel (3) boven in de sonde (gewoon linksom draaien).
Verwijder met de schroevendraaier de schroef met
veerring(4) die de binnenpen (1) tegen uitschuiven
behoedt.
Verwijder de pen; maak pen en huls schoon en schuif
alles weer in elkaar. Breng de schroef en veerring (4)
weer aan (gebruik géén sluitring omdat deze de buis
afdicht!).
Verwijder oude PTFE tape van de aanzuignippel (3) en
de sonde. Breng nieuwe tape aan en schroef de nippel
voorzichtig in de sonde.
Let op dat de nippel recht in de
sonde geschroefd wordt.
Controleer de sonde op gasdichtheid.
Fig. 6
Bodemgassonde
10
3
4
1
2