De gewenste beeldgrootte van de projectie instellen
De afstand van de lens van de projector tot het scherm, de zoominstellingen (indien
beschikbaar) en het videoformaat zijn allemaal factoren die de grootte van het
geprojecteerde beeld bepalen.
4:3 is de oorspronkelijke hoogte-breedteverhouding van MP626 en MP670. Om een volledig
16:9 (breedbeeld) hoogte-breedteverhouding te kunnen projecteren bij de MP626 of
MP670, kan de projector de breedbeeld afbeelding inschalen naar de oorspronkelijke
hoogte-breedteverhouding van de projector. De hoogte van de beelden bedraagt hierdoor
ongeveer 75% van de native beeldhoogte van de projector.
4:3-beeld in een
16:9-beeld aangepast aan een
4:3- beeldvak
4:3-beeldvlak
Bij een 16:9-beeld wordt dus 25% van de mogelijke beeldhoogte bij een 4:3-beeld niet
gebruikt. Boven en onder het aangepaste 16:9-beeld worden donkere balken weergegeven
(met verticale hoogte van 12,5%).
Plaats de projector altijd op een stabiel, niet hellend oppervlak (bijvoorbeeld op een tafel) en
in een loodrechte positie (90°) ten opzichte van het midden van het scherm. Zo voorkomt u
beeldvervorming die wordt veroorzaakt door de projectiehoek (of wanneer u op
oppervlakken met hoeken projecteert).
De hedendaagse digitale projectoren projecteren niet recht vooruit zoals oudere modellen
met spoelen. Ze projecteren het beeld in een hoek net boven het horizontale vlak van de
projector. Op deze manier kan de gebruiker de projector gewoon op een tafel plaatsen en
worden de beelden zodanig op het scherm geprojecteerd dat de onderste rand van het
scherm net boven de tafelrand komt (zodat iedereen in de kamer het scherm goed kan zien).
De projector moet ondersteboven tegen het plafond worden geïnstalleerd, zodat het beeld in
een hoek naar omlaag wordt geprojecteerd.
Op het diagram op pagina
17
ziet u dat de onderste rand van het geprojecteerde beeld
verticaal verschoven zit ten opzichte van het horizontale vlak van de projector. Bij de
plafondmontage is dat de bovenste rand van het geprojecteerde beeld.
Als de projector verder van het scherm staat, wordt het geprojecteerde beeld groter. Ook de
verticale hoek wordt groter.
Wanneer u de positie van het scherm en de projector bepaalt, dient u rekening te houden
met de grootte van het geprojecteerde beeld én met de verticale hoek. Deze zijn beide
afhankelijk van de afstand tot het scherm.
Bepaal aan de hand van de tabel met schermgrootten (4:3) de ideale positie van de projector.
Zie
"MP626/670 projectieafmetingen" op pagina
17. U dient rekening te houden met de
loodrechte horizontale afstand tot het midden van het scherm (projectieafstand) en met de
verticale hoek van de projector ten opzichte van de horizontale rand van het scherm.
De projector positioneren
15