•
Blijf gefocust tijdens het fietsen. Vermijd het rijden over kuilen, losse grind, olie, natte
wegmarkeringen, sneeuw, afvoerkanalen en andere obstakels.
Onderhoud:
Je elektrische Avalon-fiets is ontworpen voor gebruik door één persoon onder normale
wegomstandigheden. Het gebruik van deze fiets onder extreme omstandigheden, zoals off-road
rijden, springen en zware lasten dragen, kan ernstige schade aan de fiets veroorzaken en zelfs
verwondingen veroorzaken. Natuurlijk is de fiets niet ontworpen om dergelijke belastingen te
weerstaan.
Gebruik NOOIT hogedrukreinigers bij het schoonmaken van de fiets. Dit water kan gevoelige delen
binnendringen en storingen in het elektrische circuit veroorzaken, evenals roestvorming. Gebruik een
schone vochtige doek om de fiets schoon te maken. Gebruik geen agressieve of zure
schoonmaakmiddelen, omdat deze de afwerking van de fiets kunnen beschadigen. Probeer het
gebruik van de fiets in regen en sneeuw te vermijden. Als dit niet te vermijden is, maak de fiets dan
na gebruik schoon en droog.
Als de motor een ongebruikelijk geluid maakt, moet deze gerepareerd of vervangen worden. Vermijd
verder gebruik om mogelijke verdere schade te voorkomen. Zorg ervoor dat de controller tijdens
dagelijks gebruik schoon en droog blijft. Vermijd trillingen en schokken om schade aan de controller
te voorkomen.
WAARSCHUWING: Vermijd overmatige smering, vooral op de remmen. Als smeermiddelen in contact
komen met de remmen, zal dit de remafstand aanzienlijk vergroten. Dit kan verwondingen
veroorzaken bij rijders en omstanders. Een te sterk gesmeerde ketting kan oliedruppels op
ongewenste plaatsen zoals pedalen, remmen, velgen, enzovoort gooien. Als er olie op de velgen,
banden, remmen en/of pedalen zit, spoel dit dan af met warm water met vloeibare zeep. Spoel
daarna alles af met schoon water en droog de fiets af. Gebruik lichte machineolie (W20) en volg de
meegeleverde instructies voor het smeren van de verschillende onderdelen van de fiets. Voer voor
elke rit de volgende veiligheidscontroles uit:
Remmen:
•
Controleer of de voor- en achterremmen goed werken.
•
Zorg ervoor dat de remblokken goed contact maken met de velgen (alleen van toepassing als
je fiets is uitgerust met velgremmen).
•
Controleer de remkabels. Ze moeten soepel bewegen en mogen niet beschadigd zijn.
•
Controleer de remhendels, die soepel moeten bewegen en stevig bevestigd moeten zijn.
Wielen en banden:
•
Controleer de bandenspanning. Deze moet dicht bij de specificaties op de band liggen.
•
Controleer of de banden voldoende profiel hebben en niet beschadigd zijn.
•
Inspecteer de velgen en zorg ervoor dat ze geen contact maken met de remmen en niet
wiebelen tijdens het draaien (alleen van toepassing als je fiets is uitgerust met velgremmen).
•
Controleer of alle spaken goed gespannen zijn en niet beschadigd zijn.
•
Zorg ervoor dat de wielbouten stevig vastzitten. Als je wielen met snelspanners hebt, zorg er
dan voor dat ze goed zijn aangedraaid en in de gesloten positie zitten.