6.
WIJZIGING TYPE GAS
6.1 CONTROLE VAN DE STROOMOPWAARTSE DYNAMISCHE DRUK
Raadpleeg voor het controleren van deze druk de procedure beschreven in par. 5.3
6.2 CONTROLE VAN DE DRUK VAN DE INJECTOR
De druk moet worden gemeten met een drukmeter van 0 ÷ 80 mbar.
De drukaansluiting bevindt zich meestal boven de mondstukhouder,
•
Sluit de afsluitkraan stroomopwaarts van de apparatuur (Afb. 1);
•
Draai de schroef van de drukaansluiting los (Afb. 4);
•
Plaats het detectieinstrument (drukmeter);
•
Open de afsluitkraan stroomopwaarts van de apparatuur (Afb. 2);
•
Ontsteek de brander op vol vermogen en lees de door de drukmeter
waargenomen druk.
Na het voltooien van de detectie:
•
Sluit de afsluitkraan stroomopwaarts van de apparatuur (Afb. 1).
•
Monteer de schroef met de gasafdichting weer op zijn plaats en open de
afsluitkraan stroomopwaarts van de apparatuur (Afb. 2) en controleer
dat er bij het ontsteken van de brander geen gaslekken optreden.
Indien de gemeten druk 20% lager is dan de toevoerdruk moet
de installatie onderbroken worden en moet men contact
opnemen met de servicedienst.
Indien de gemeten druk 20% hoger is dan de toevoerdruk
moet de installatie onderbroken worden en moet men contact
opnemen met de servicedienst.
6.3 VERVANGING INJECTOR WAAKVLAMBRANDER
•
De afsluitkraan stroomopwaarts van de apparatuur sluiten.
•
Indien nodig de bougie demonteren om beschadiging tijdens
de vervanging van de injector te voorkomen (Afb. 2).
•
De moer losschroeven en de injector van de waakvlambrander
demonteren (de injector is verbonden met de gaskoppeling).
•
De injector van de waakvlambrander vervangen (Afb. 1) met
het voor het gekozen gas geschikte type, zoals aangegeven
in de referentietabel.
•
De moer met de nieuwe injector vastschroeven.
•
De bougie weer monteren.
•
De waakvlambrander inschakelen en controleren of er
gaslekken zijn.
DEZE HANDLEIDING IS HET EIGENDOM VAN DE FABRIKANT EN ELKE, OOK GEDEELTELIJKE, REPRODUCTIE IS VERBODEN.
- 20 -
20
Fig. 1
Fig. 2
Fig. 2
Fig. 1
Fig. 2
Fig. 1
Fig. 1
Fig. 3
Fig. 3
Fig. 3
Fig. 4
Fig. 4