alterneren de verbindingen tussen de rolbuizen en
verbetert het contact met het gras.
1
Figuur 10
1. Verbindingen
11. Verbind de 2 veren met de juiste stuurkop. Gebruik
hierbij het eerder verwijderde bevestigingsmateriaal;
zie
Figuur
11.
Opmerking: Zorg ervoor dat een deel van de steel
van de bouten zichtbaar blijft.
Figuur 11
1. Bout
2. Ringen
3. Borgmoer
12. Zet de machine op de grond en gebruik een richtliniaal
om te controleren of de voor- en achterrol parallel
lopen. De afstand tussen de rollen mag over de gehele
lengte niet meer dan 2 mm verschillen
G025386
1
2. Korte rolbuis
4. Moer
5. Veer
6. Zichtbare steel
(Figuur
12).
1. Richtliniaal
2. Voorrol
1. Contramoer
13. Stel de lengte van de stuurstangen af zoals vereist
(Figuur
13).
Opmerking: De stuurstangen zijn uitgerust met
spanschroeven; het ene uiteinde van de stang heeft
linkse schroefdraad en het andere rechtse. Om de
stuurstangen af te stellen, zet u de contramoeren los.
Draai vervolgens de draadstang in de gewenste richting
en draai de contramoeren vast om de afstelling te
borgen.
4
Figuur 12
3. Achterrol
Figuur 13
2. Stang met draaduiteinde