Methode 1 - met de toerenteller
1.
Krik de machine op en ondersteun deze goed
met assteunen zodat de wielen vrij van de grond
zijn.
2.
Vraag iemand om in de bestuurdersstoel te
zitten, of plaats een gewicht op de stoel, zodat
de dodemansschakelaar van de stoel bediend
wordt.
3.
Start de machine, zet de rem los, duw één
rijhendel geheel naar voren.
4.
Meet het toerental van het wiel met een
toerenteller. De snelheid moet maximaal 80 tpm
zijn.
5.
Indien nodig: stel de snelheidsbegrenzingplaten
in op de vereiste wielsnelheid.
6.
Herhaal dit voor het wiel aan de andere kant.
Methode 2 - op basis van de rijsnelheid
1.
Markeer 2 lijnen, op een afstand van 20 m, op
een rechte en vlakke ondergrond.
Opmerking:
Zorg dat er voldoende ruimte
is, zodat de machine tot de volle snelheid kan
optrekken voordat deze de eerste lijn bereikt,
en na het passeren van de tweede lijn kan
afremmen.
2.
Meet de tijd die nodig is om met volle snelheid
(met de rijhendels geheel naar voren) van de
ene naar de andere lijn te rijden. Bij 10 km/h
moet dit 7 seconden kosten.
3.
Stel de aanslag van de rijhendel in op dezelfde
manier als bij het gebruik van een toerenteller,
en controleer de snelheid.
Gebruiksaanwijzing
Bediening van de
verlichting
•
Om de markeringslichten in te schakelen: laat
de motor draaien, druk op de achterkant van de
lichtschakelaar op het bedieningspaneel
22).
Om de markeringslichten uit te schakelen zet u
de lichtschakelaar op het bedieningspaneel in de
middelste stand.
•
Om de koplampen en markeringslichten in
te schakelen: laat de motor draaien, druk op
de achterkant van de lichtschakelaar op het
bedieningspaneel en zet de lichtschakelaar op de
linker rijhelden op I
(Figuur
(Figuur
22).
Om de verlichting uit te schakelen zet u de
lichtschakelaar op het bedieningspaneel in de
middelste stand.
•
Om de werkverlichting (indien gemonteerd)
in te schakelen zet u de lichtschakelaar op het
bedieningspaneel naar voren.
Opmerking:
De werkverlichting kan niet
gelijktijdig met de rijverlichting worden
ingeschakeld.
•
Om het waarschuwingsknipperlicht
in te schakelen: druk op de knop van
het waarschuwingsknipperlicht, om alle
richtingaanwijzers tegelijk te laten knipperen
(Figuur
22).
Opmerking:
Hiervoor hoeft de contactschakelaar
niet op L
te staan.
OPEN
1. Zekeringhouder
2. Waarschuwingsknipperlicht 4. Zwaailicht
•
De richtingaanwijzerschakelaar activeert de
linker- en rechterrichtingaanwijzers.
Deze werkt alleen met het contactsleuteltje op
A
.
AN
18
Figuur 22
3. Lichtschakelaar (werkver-
lichting/uit/wegverlichting)
g392892