1. Connector van het rechter achterlicht
2. Schakelaar connectors en zekeringhouder
3. Connector van het zwaailicht
4. Connector van de rijhendel
9
De verlichting testen
Geen onderdelen vereist
Procedure
1.
Met de ontsteking op U
waarschuwingsknipperlicht in en controleer dat
alle 4 de lampen knipperen.
2.
Zet de contactschakelaar op L
schakelaar van het zwaailicht op A
controleer het zwaailicht.
Figuur 16
, schakel het
IT
, zet de
OPEN
, en
AN
5. Connector van het linker achterlicht
6. Connector van de rechter koplamp
7. Aansluiting van de claxon
8. Connector met 3 pennen, naar de hoofdkabelboom
3.
Zet de lichtschakelaar, op het bedieningspaneel
met de lichtschakelaars, naar achteren om de
wegverlichting in te schakelen. De zijlampen
voor en de rode achterlichten moeten oplichten.
4.
Ga naar de linker rijhendel en schakel de
koplampen in. Verzeker dat beide koplampen
werken.
5.
Om de markeerverlichting uit te schakelen zet
u de lichtschakelaar op het bedieningspaneel
in de middelste stand.
6.
Om de werkverlichting (indien gemonteerd) in
te schakelen zet u de lichtschakelaar op het
bedieningspaneel naar voren.
Opmerking:
gelijktijdig met de rijverlichting worden
ingeschakeld.
15
De werkverlichting kan niet
g406854