Pagina 29
5.0
SPECIALE VERSIE VAN DE BLOKSLOTFUNCTIE 3066
5.1.
WERKING
DEACTIVERINGSEENHEID
Indien enkel de inbraak-meldingsinstallatie i.p.v. van met een sleutel, met de trans-
ponder extern scherp en onscherp geschakeld worden, dan heeft men enkel een
master-scherpstellingeenheid (SSM) nodig. In dit geval ziet men echter af van de
eigenlijke zin van de blokslotfunctie.
Hier moeten enkel de pinnen 1 en 2 van de stroomvoorziening aangesloten
worden, het spanningsvrije schakelcontact (pinnen 5, 6, 7) en de sabotage-
contacten (pinnen 8 tot 11). De anderen pinnen van de scherpstellingeenheid
worden niet aangesloten (cf. hfdstk 2.3).
5.2.
WERKING
SCHERPSTELLINGEENHEID
Als de alarminstallatie verder met een gebruikelijke sleutel bediend wordt, dan kan
men afzien van de scherpstellingeenheid.
Bezetting van de aansluitingen
De spanningsvoorziening (aparte voeding) wordt aan de soldeerlippen 1 en 2 aange-
sloten. De lippen 13 en 15 worden via een relaiscontact van de alarminstallatie
(spanningsvrije sluiter) verbonden. Indien er een grendel-schakelcontact aanwezig is,
dan wordt dit aan de soldeerlip 12 en 15 geschakeld (cf. hfdstk 2.2).
Zolang de soldeerlippen 13 en 15 met elkaar verbonden zijn, bv. door een
☺
relaiscontact van de alarminstallatie, zijn alle digitale cilinders, die met een
deactiveringseenheid uitgerust zijn, gedeactiveerd, d.w.z. het per vergissing
betreden van deze deuren bij scherpe alarminstallatie is niet mogelijk.
WERKING VAN HET VDS-BLOKSLOT 3066
RICHTLIJN VOOR HET OPBOUWEN
VAN
DE
VAN
DE
SCHERPSTELLINGEENHEID
DEACTIVERINGSEENHEID
ZONDER
ZONDER