3. Het andere uiteinde van de slang naar een geschikte
afvoer (bijv. afvoerputje of een voldoende groot
opvangreservoir) leiden. Zorg dat de slang niet wordt
geknikt.
Verwijder de slang als het condens weer moet worden
opgevangen via het condensreservoir. Laat de slang voor het
opslaan drogen. De slang kan in elke willekeurige
bedrijfsmodus worden aangesloten voor permanent gebruik.
Automatische ontdooiing
Bij lage omgevingstemperaturen kan de verdamper tijdens het
ontvochtigen bevriezen. Het apparaat voert dan een
automatische ontdooiing uit. Tijdens de ontdooifase wordt de
ontvochtiging kort onderbroken. De ventilator blijft draaien. De
foutcode P1 voor de automatische ontdooiing wordt op de
segmentweergave (22) weergegeven.
De duur van het ontdooien kan variëren. Het apparaat tijdens
het automatisch ontdooien niet uitschakelen. De netstekker niet
uit het stopcontact trekken.
Wasdroging
Het apparaat kan daarnaast ook als ruimtelucht-wasdroger voor
ondersteuning van de droging van nat wasgoed in woon- of
werkruimten worden gebruikt.
Houd bij het plaatsen van het apparaat of een wasrek rekening
met de minimale afstanden volgens de technische gegevens.
Voor wasdroging moeten de volgende waarden worden
vooringesteld:
• Kastdroog = 46% relatieve luchtvochtigheid
• Strijkdroog = 58% relatieve luchtvochtigheid
• Voorgedroogd = 65% relatieve luchtvochtigheid
Gebruik evt. een meetapparaat voor het meten van de
luchtvochtigheid.
9
Buiten gebruik stellen
• Schakel het apparaat uit.
• De stekker van het netsnoer uit het stopcontact trekken
door de stekker vast te pakken.
• Verwijder indien nodig de condensafvoerslang en de hierin
aanwezige restvloeistof.
• Indien nodig het condensreservoir legen.
• Reinig het apparaat volgens het hoofdstuk onderhoud.
• Het apparaat opslaan volgens het hoofdstuk opslag.
Defecten en storingen
Het apparaat is tijdens de productie meerdere keren op een
goede werking getest. Mochten er desondanks storingen
ontstaan, controleer het apparaat dan op basis van de volgende
lijst.
Het apparaat start niet:
• Controleer de netaansluiting.
• Controleer het netsnoer en de netstekker op
beschadigingen.
• Controleer de afzekering van de gebouwinstallatie.
• Controleer het vulpeil van het condensreservoir, maak het
indien nodig leeg. De indicatie Full (14) mag niet gaan
branden. De segmentweergave (22) mag de foutcode P2
niet weergeven.
• Controleer of het condensreservoir goed is geplaatst.
• Controleer de ruimtetemperatuur. Houd rekening met het
toegestane werkbereik van het apparaat volgens de
technische gegevens. Het kan zijn dat het apparaat niet
start door te lage omgevingstemperaturen (< 5 °C).
• Wacht 10 minuten, voordat u het apparaat opnieuw start.
Mocht het apparaat niet opstarten, laat dan een elektrische
controle uitvoeren door gespecialiseerd bedrijf of door
Trotec.
Bedieningshandleiding – luchtontvochtiger TTK 54 E / TTK 66 E
Waarschuwing voor elektrische spanning
Raak de netstekker niet aan met vochtige of natte
handen.
NL