6.2 Communicatie tussen de PROFIBUS master en de
pomp
6.2.1 Algemeen / classificatie van bediening op afstand en
lokaal
Tijdens PROFIBUS bedrijf, kan de pomp nog steeds lokaal of op
afstand worden bediend via de PROFIBUS master (bijv. PLC).
Het is mogelijk om lokale bediening toe te staan via PROFIBUS-
DP, maar dit kan ook worden vergrendeld via de code.
Onafhankelijk van de pompbesturingsmodus, worden de actuele
data, zoals doseervolumes, kamerdruk, pompstatusmeldingen en
foutmeldingen verstuurd van de pomp (bus slave) naar de
PROFIBUS master voor verdere verwerking.
Pompinstellingen (in lokaal bedrijf) worden niet
opgeslagen als nieuwe setpoints in de PROFIBUS
master. In plaats daarvan worden ze gewoon naar
de PROFIBUS master verzonden als status-
meldingen.
N.B.
Zodra het commando "Release setpoint" of
"Release operating mode" wordt uitgevoerd in de
PROFIBUS master (automatisch of handmatig)
dan gelden de instellingen van de PROFIBUS
master.
Besturing op afstand via PROFIBUS-DP
Bij bediening op afstand via PROFIBUS, worden commando's
verstuurd vanaf de PROFIBUS master (bijv. PLC) naar de bus
slaves (bijv. de pomp), hetgeen betekent dat de pomp wordt
bestuurd via stuursignalen van de PROFIBUS master.
Bij gebruik van de besturing op afstand via PROFIBUS, zijn de
volgende bedieningsmodi beschikbaar:
•
Handmatig
•
Contact
•
Stroomsignaalbesturing 0-20 mA
•
Stroomsignaalbesturing 4-20 mA.
Aan/uit op afstand via PROFIBUS-DP
Het starten en stoppen van de pomp met behulp van bediening
op afstand via PROFIBUS heeft hetzelfde effect op de pomp als
een externe uitschakeling via een contactsignaal op de "remote
on/off" ingang.
Een extern uit en het uitschakelen via PROFIBUS van de pomp
schakelen de pomp onafhankelijk van elkaar uit.
Lokale bediening
Bij lokale bediening van de pomp worden de instellingen direct op
de pomp uitgevoerd.
Tijdens lokale bediening zijn alle bedrijfsmodi in handmatige-,
contact- of stroombesturing beschikbaar:
•
Handmatig
•
Contact
•
Stroomsignaalbesturing 0-20 mA
•
Stroomsignaalbesturing 4-20 mA
•
batchdosering met handmatige start
•
Batchdosering met contact start
•
timer modus met handmatige start
•
Timermodus met contactstart.
Lokale bediening kan worden beperkt m.b.v. de codefunctie of het
vergrendelen van "run" (vergrendelt de "Start/Stop" knop).
6.3 Data protocol
De besturing van de pomp kan verschillen, afhankelijk van de
PROFIBUS master en de visualisatiesoftware.
Voor bediening van de pomp op afstand via PROFIBUS en voor
terugkoppeling van de pomp, zijn de volgende basisfuncties en
instelopties beschikbaar.
6.3.1 Bediening van de pomp op afstand via PROFIBUS-DP
Datastroom van de PROFIBUS master naar de pomp
4 bytes beschikbaar voor het besturen van de pomp:
Byte
Datatype
1
Byte
2
Byte
Unsigned 16
3, 4
Highbyte, Lowbyte
Volg onderstaande procedure voor het besturen van de pomp
m.b.v. de PROFIBUS master:
1. Selecteer de bedrijfsmodus (byte 1/bits 0, 1)
– handmatig
– contact
– stroomsignaalbesturing 0-20 mA
– stroomsignaalbesturing 4-20 mA.
Byte 1:
Bit
Instellen en vrijgave van bedrijfsmodus, invoer
setpoint
Bit 1
Bit 0
0
0
0, 1
0
1
1
0
1
1
2, 3
Reserve
4
0 -> 1 = bevestiging (vrijgave) van bedrijfsmodus
5
0 -> 1 = bevestiging (vrijgave) van setpoint
Over-
0 = volumedoorstroming
dracht van
6
1 = drukwaarde (mbar) wanneer druk-
actuele
besturing is ingeschakeld
waarde
7
Reserve
2. De bedrijfsmodus is geactiveerd wanneer bit 4 wijzigt van
0 naar 1.
3. Voer het setpoint in (bytes 3, 4).
Voer hexadecimaal of binair in als een binair getal met 16 bits.
Het setpoint hangt af van de bedrifsmodus:
– Voor handmatige bedrijfsmodus:
Setpoint = volumedoorstroming.
DDI 209: Voer de waarde in ml/h in, van 4 ml/h tot
50.000 ml/h.
DDI 222: Voer een waarde in cl/h in, van 7,5 cl/h tot
15.000 cl/h.
– Voor contact bedrijfsmodus: Setpoint = volume per contact.
DDI 209: Voer de waarde in µl in, van 1 µl tot 7.860 µl.
DDI 222: Voer de waarde in µl in, van 111 µl tot 55.500 µl.
– Voor stroomsignaalbesturing bedrijfsmodus 0-20 mA/
4-20 mA: Setpoint = helling van de doorstroomcapaciteit.
DDI 209: Voer de doseercapaciteit in bij 20 mA in ml/h,
van 4 ml/h tot 50.000 ml/h.
DDI 222: Voer de doseercapaciteit in bij 20 mA in cl/h,
van 7,5 cl/h tot 15.000 cl/h.
4. Het setpoint is geactiveerd wanneer bit 5 wijzigt van 0 naar 1.
De maximale doorstroming van de pomp mag niet
worden overschreden!
Voor de stroombesturing bedrijfsmodus, moet
het setpoint (met of zonder weging) altijd worden
N.B.
toegekend refererend aan 20 mA.
Raadpleeg a.u.b. de aanvullende omschrijving
van de stroombesturing in de installatie- en
bedieningsinstructies voor de DDI pomp!
Datalengte [byte]
1
1
2
Bedrijfsmodus
Handmatig
Contact
Stroomsignaalbesturing 0-20 mA
Stroomsignaalbesturing 4-20 mA
5