F400U.................... Zekering (T, 6,3 A, 250 V)
H1P~H8P .............. Controlelamp
H2P ........................ In voorbereiding of in testfunctie tijdens knipperen
H2P........................ Storingsdetectie wanneer ze brandt
HAP ....................... Controlelamp (servicemonitor – groen)
K1,K3..................... Magnetisch relais
K1R........................ Magnetisch relais (K2M, Y4S)
K2,K4..................... Magnetische contactgever (M1C)
K2R........................ Magnetisch relais (Y5S)
K3R........................ Magnetisch relais (Y1S)
K4R........................ Magnetisch relais (Y8S)
K5R........................ Magnetisch relais (Y2S)
K5R........................ Magnetisch relais (als optie)
K6R........................ Magnetisch relais (Y7S)
K7R,K8R................ Magnetisch relais (E1HC, E2HC)
K11R...................... Magnetisch relais (Y3S)
L1R,L2R ................ Reactievat
M1C,M2C .............. Motor (compressor)
M1F,M2F................ Motor (ventilator)
PS.......................... Schakelvoeding
Q1DI ...................... Aardlekbeveiliging (levering door opdrachtgever)
Q1RP..................... Detectiecircuit fase-omkering
R1T........................ Thermistor (lucht, lamel)
R2T~R15T ............. Thermistor (H/E gas 1, H/E ontdooier 1, nakoel-
H/E-gas 1, nakoel-H/E-vloeistof, H/E-vloeistof 1,
zuigen 1, vloeistof 1, zuigen 2, H/E-gas 2, H/E-
ontdooier 2, nakoel-H/E-gas 2, vloeistof 2, H/E-
vloeistof 2)
R10 ........................ Weerstand (stroomsensor)
R31T,R32T ............ Thermistor (persen) (M1C,M2C)
R50,R59 ................ Weerstand
R90 ........................ Weerstand (stroomsensor)
R95 ........................ Weerstand (stroom beperken)
S1NPH................... Druksensor (hoog)
S1NPL ................... Druksensor (laag)
S1PH,S2PH........... Drukschakelaar (hoog)
SD1........................ Invoer beveiligingen
T1A ........................ Stroomsensor
V1R........................ Diodebrug
V1R,V2R................ Voedingsmodule
X1A~X9A ............... Connector
X1M ....................... Klemmenbord (voeding)
X1M ....................... Klemmenbord (besturing)
X2M ....................... Klemmenbord (relais)
Y1E~Y5E ............... Elektronische expansieklep (hoofd 1, nakoelen 1,
hoofd 2, vullen, nakoelen 2)
Y1S~Y10S............ Elektromagnetische klep (RMTG, 4-wegklep
H/E-gas 1, RMTL, heet gas, EV-by-pass 1, RMTT,
RMTO, 4-wegklep H/E-gas 2, EV-by-pass 2)
Z1C~Z12C ............. Ontstoringsfilter (ferrietkern)
Z1F ........................ Ontstoringsfilter (met spanningsbeveiliging)
L1,L2,L3................. Fasegeleider
N ............................ Nulleider
............... Lokale bedrading
................. Klemmenblok
......................... Connector
......................... Klem
.......................... Aardgeleiding (schroef)
EMRQ8~16ABY1
Daikin Altherma buitenunit
4P501819-1 – 2017.08
BLK ........................ Zwart
BLU........................ Blauw
BRN ....................... Bruin
GRN....................... Groen
GRY ....................... Grijs
ORG....................... Oranje
PNK ....................... Roze
RED ....................... Rood
WHT....................... Wit
YLW ....................... Geel
Het bedradingsschema op de buitenunit geldt alleen
OPMERKING
voor de buitenunit.
Zie voor de binnenunit of optionele elektrische
componenten
binnenunit.
12.3. Systeemoverzicht lokale bedrading
De locale bedrading bestaat uit de voeding (altijd inclusief aarding)
en de binnen-buitencommunicatiebedrading (=transmissie).
12.4. Eisen
De voeding moet worden beschermd met de vereiste veiligheids-
inrichtingen. Dit betekent een hoofdschakelaar, een trage zekering
op elke fase en een aardlekbeveiliging conform de geldende
wetgeving.
Raadpleeg voor het kiezen en op maat maken van de bedrading de
geldende wetgeving. De informatie in de onderstaande tabel is
daarop gebaseerd:
Fase en
frequentie
Spanning
EMRQ8
3N~ 50 Hz
380~415 V
EMRQ10
3N~ 50 Hz
380~415 V
EMRQ12
3N~ 50 Hz
380~415 V
EMRQ14
3N~ 50 Hz
380~415 V
EMRQ16
3N~ 50 Hz
380~415 V
Transmissiebedrading
dient
2
hebben van 0,75~1,25 mm
. Voor de transmissiebedrading bedraagt
de maximale draadlengte 1000 m.
Als de totale transmissiebedrading deze grenswaarden overschrijdt,
dan kan dat leiden tot communicatiestoringen.
12.5. Routering
Het is belangrijk om de voedingskabels en de transmissiebedrading
van elkaar gescheiden te houden. Om elektrische storing te
voorkomen dient de afstand tussen beiden overal minimaal 25 mm te
bedragen.
Routing van transmissiebedrading
De transmissiebedrading dient te worden samengebonden en samen
met de lokale leidingen als volgt te worden gelegd:
3
6
2
4
6
1
5
6
Lokale leidingen kunnen van links, rechts of de voorzijde worden
gelegd. Zie
"10.2. De koelmiddelleiding aansluiten" op pagina
het
bedradingsschema
van
Max.
Aanbevolen
stroomsterkte
zekeringen
17,1 A
22,1 A
22,3 A
32,8 A
33,0 A
een
dwarsdoorsnedeoppervlak
1
Vloeistofleiding
2
Persgasleiding
3
Kleefband
4
Zuiggasleiding
5
Transmissiebedrading
6
Isolatiemateriaal
Installatiehandleiding
de
20 A
25 A
25 A
40 A
40 A
te
13.
20