Instellen van de
kettingspanning
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks
Elke keer als de accu helemaal leeg is
Verzeker dat de zaagketting de juiste spanning heeft.
Een te lage spanning verkort de levensduur van het
kettingwiel en de kettinggeleider, en de ketting kan
van de kettinggeleider lopen.
Een te hoge spanning leidt tot oververhitting van de
kettinggeleider en ketting, en snelle slijtage en kan
leiden tot verbranden van de motor of kettingbreuk.
De kettingspanning is juist als u met een handschoen
de ketting rustig om de kettinggeleider kunt trekken.
De ketting moet in aanraking blijven met de onderkant
van de kettinggeleider.
Controleer de spanning van een nieuwe ketting altijd
na enkele zaagsnedes. Een nieuwe ketting rekt
meestal en moet na een paar zaagsnedes worden
nagesteld.
GEVAAR
Het aanraken van de tanden van de
zaagketting kan leiden tot ernstig lichamelijk
letsel.
• Verwijder de accu voordat u de kettingzaag
onderhoudt of instelt.
• Draag altijd handschoenen bij het instellen
of onderhouden van de kettingzaag.
1.
Plaats de kettingzaag op een vlakke ondergrond
en verwijder de accu, zie
accu (bladz.
19).
2.
Laat de zaagketting afkoelen.
Belangrijk:
Span de ketting niet als die heet
is, de ketting krimpt bij het afkoelen wat tot
een te hoge kettingspanning kan leiden.
3.
Controleer de kettinggeleider op buigen en
beschadigingen, vervang deze indien nodig.
4.
Verzeker dat de kettingrem in
(Figuur
25).
5.
Draai de verliesvrije moeren op het zijdeksel los
met het universele gereedschap, maar verwijder
het zijdeksel niet
Verwijderen van de
-stand staat
ZAAG
(Figuur
28).
6.
Hou de neus van de kettinggeleider naar boven
(Figuur
27).
7.
Stel de kettingspanning in met het universele
gereedschap, zet het zijdeksel dan vast op de
kettingzaag door de verliesvrije moeren aan te
draaien
(Figuur
•
Kettingspanning verhogen: draai de
kettingspanknop naar rechts
•
Kettingspanning verlagen: draai de
kettingspanknop naar links.
Stel de kettingspanning bij totdat de ketting de
onderkant van de kettinggeleider raakt, trek
de ketting dan weg van de onderkant van de
kettinggeleider; een goed gespannen ketting
kan 3,2 tot 6,4 mm van de kettinggeleider
worden weggetrokken en springt terug als u de
ketting loslaat.
Als de ketting niet goed gespannen is, maak het
zijdeksel dan los en herhaal stap
8.
Met een handschoen aan trekt u de ketting
rond de kettinggeleider. Bij de goede spanning
beweegt de ketting soepel en blijft deze
in aanraking met de onderkant van de
kettinggeleider.
9.
Controleer de kettingspanning nogmaals en
herhaal deze procedure indien nodig.
22
Figuur 27
28).
(Figuur
5
tot 7.
g315842
27).