Probleem
Lage pompuitvoer
Uitzonderlijk sterke verflekkage in de
halspakkingmoer
Er spat vloeistof uit het pistool
De pomp is moeilijk voor te pompen
De koppeling piept elke keer als hij ingrijpt De oppervlakken van de koppeling passen
Hoog toerental van de motor bij nullast
De gallonteller werkt niet
Niets op display, spuitapparaat werkt
333296C
Oorzaak
De zeef is verstopt.
De zuigerkogel zit niet goed.
De zuigerpakkingen zijn versleten of
beschadigd.
De O-ring in de pomp is versleten of
beschadigd.
De kogel van het inlaatventiel zit niet goed.
De kogel van het inlaatventiel zit vol
materiaal.
Het toerental van de motor is te laag.
De koppeling is versleten of beschadigd.
De druk is te laag afgesteld.
Het vloeistoffilter, het tipfilter of de tip is
verstopt of vuil.
Grote drukval in de slang bij zware
materialen.
De halspakkingmoer zit los.
De halspakkingen zijn versleten of
beschadigd.
De verdringerstang is versleten of
beschadigd.
Lucht in de pomp of de slang.
De tip is deels verstopt.
Geringe of geen vloeistoftoevoer.
Lucht in de pomp of de slang.
Het inlaatventiel lekt.
De pomppakkingen zijn versleten.
De verf is te dik.
Het toerental van de motor is te hoog.
niet op elkaar als ze nieuw zijn en ze kunnen
lawaai maken.
Verkeerde afstelling van de gasklepstand.
Versleten motorregulateur.
Slechte sensor, draadbreuk of ontkoppelde
draad. Magneet op verkeerde plaats of
ontbreekt.
Slechte verbinding voor de display of display
beschadigd.
Problemen opsporen en verhelpen
Oplossing
Reinig de zeef.
Onderhoud de zuigerkogel (zie de
pomphandleiding).
Vervang de pakkingen; (zie pomphandleiding).
Vervang de O-ring; (zie pomphandleiding).
Reinig het inlaatventiel; (zie pomphandleiding).
Reinig het inlaatventiel; (zie pomphandleiding).
Verhoog de gasklepafstelling (zie de
bedieningshandleiding).
Stel de koppeling bij of vervang hem. Pagina 32.
Verhoog de druk (zie de bedieningshandleiding).
Reinig de filter (zie de pomphandleiding).
Gebruik een slang met een grotere doorsnede en/of
verminder de totale slanglengte. Als u meer dan 30
m slang met een doorsnee van 6 mm gebruikt, dan
heeft de slang een sterk verminderde uitwerking op
de prestaties van het spuitapparaat. Gebruik voor
optimale prestaties een slang met een doorsnee van
3/8 inch (minimaal 50 ft).
Verwijder de afstandsmoer van de halspakking.
Draai de halspakkingmoer net voldoende aan om het
lekken te stoppen.
Vervang de pakkingen; (zie pomphandleiding).
Vervangen (zie de pomphandleiding).
Controleer alle vloeistofaansluitingen en draai ze
vast. Vul de pomp opnieuw voor (zie
bedieningshandleiding).
Reinig tip (zie handleiding pistool).
Vul de vloeistofvoorraad bij. Vul de pomp voor
(zie bedieningshandleiding). Controleer de
vloeistoftoevoer vaak om te voorkomen dat de pomp
droogloopt.
Controleer alle vloeistofaansluitingen en draai ze
vast.
Verminder het toerental van de motor en laat de
pomp zo langzaam mogelijk draaien tijdens het
voorpompen.
Reinig het inlaatventiel. Controleer goed of de
kogelzitting niet verbogen of versleten is en dat de
kogelzittingen goed zijn. Zet het ventiel weer in
elkaar.
Vervang de pomppakkingen; (zie pomphandleiding).
Verdun de verf conform de aanwijzingen van de
leverancier.
Verlaag de gasklepstand voordat u de pomp
voorpompt (zie de bedieningshandleiding).
De oppervlakken van koppelingen moeten op elkaar
inslijten. Het geluid zal na een dag draaien langzaam
verdwijnen.
Stel de gasklepstand af op 3300 t/min bij nullast.
Vervang de motorregulateur of geef hem een
servicebeurt.
Controleer de aansluitingen. Vervang de sensor of
de draad. De magneet anders plaatsen of
vervangen.
Controleer de aansluitingen. Vervang de display.
23