Probleem
Ventilatoren starten niet
Verminderde
luchthoeveelheid
De unit kan niet worden
geregeld (regelfuncties
zitten vast)
Lage
toevoerluchttemperatuur
SAVE VTC 700
20758013
Maatregel
1. Controleer het display op alarmberichten.
2. Controleer of alle zekeringen en snelkoppelingen zijn aangesloten
(netvoeding en snelkoppelingen voor toevoer- en afvoerluchtventilatoren,
pos. 16 Figuur 11).
3. Controleer of het weekprogramma AAN is. Het weekprogramma kan in de
UIT-modus staan met de luchthoeveelheid ingesteld op UIT (hoofdstuk
7.3).
4. Controleer of een van de digitale ingangen 1-3 (DI 1-3) actief is en
is uitgeschakeld. Dit zou, afhankelijk van de opstelling, een of beide
ventilatoren dwingen te stoppen (hoofdstuk 7.4).
1. Controleer het display op alarmberichten.
2. De unit zou in de ontdooimodus kunnen staan. Dit verlaagt de
ventilatorsnelheid en schakelt de toevoerluchtventilator in sommige gevallen
uit tijdens de ontdooicyclus. De ventilatoren gaan terug naar standaard
positie na het afronden van het ontdooien. Weergegeven als Ontdooien in
het display.
3. Controleer de instelling van de luchthoeveelheid in het bedieningspaneel
(hoofdstuk 6.4).
4. Controleer het weekprogramma (hoofdstuk 7.3).
5. Controleer of een van de digitale ingangen 1-3 (DI 1-3) actief is en
is uitgeschakeld. Dit zou, afhankelijk van de opstelling, een of beide
ventilatoren dwingen te stoppen (hoofdstuk 7.4).
6. Controleer de filters. Moeten de filters worden vervangen?
7. Controleer de openingen/roosters. Moeten de openingen/roosters worden
schoongemaakt?
8. Controleer de ventilatoren en het warmtewisselaarblok. Schoonmaken
nodig?
9. Controleer of de luchtinlaat van het pand en de dakeenheid (uitlaat) verstopt
zijn.
10.Controleer zichtbare kanaalopeningen op schade en/of het opbouwen
van stof/vervuiling.
11.Controleer de openingen/roosters.
1. Reset de regelfuncties door de stekker er 10 seconden uit te trekken.
2. Controleer de aansluiting van het modulaire contact tussen het
bedieningspaneel en de hoofdprintkaart.
1. Controleer het display op alarmberichten.
2. Controleer de ingestelde toevoerluchttemperatuur in het bedieningspaneel.
3. Controleer de analoge ingangen in het servicemenu om te controleren
of de temperatuursensoren ok zijn (hoofdstuk 6.2). Ga naar Functies
> Analoge ingang en controleer de temperatuurwaarden op de
temperatuursensoren.
4. In geval van geïnstalleerde elektrische of andere naverwarmingsbatterij:
Controleer of de thermostaat van de oververhittingsbeveiliging nog
functioneert. Indien nodig resetten door op de rode knop op de voorplaat
van de elektrische naverwarmer te drukken (pos. 2, Figuur 9).
5. Controleer of de digitale ingang 4 (DI 4) staat ingesteld op uit. Dit zal de
naverwarmingsbatterij geforceerd te doen uitschakelen (hoofdstuk 7.4).
6. Controleer of het afvoerfilter moet worden vervangen.
7. Controleer of er een naverwarmingsbatterij op de unit is aangesloten. Bij
erg lage buitentemperaturen kan een elektrische naverwarmingsbatterij of
39
Installatie en service
Systemair Sverige AB