OPSTARTEN VAN HET SOLARSTATION (NA PLAATSEN
BATTERIJEN)
1.
Druk eerst op de RESET-knop op de zonnetransmitter. Alle
segmenten van het LCD-scherm lichten kort op. Het codenummer
en de beveiligingscode (bijvoorbeeld 20) worden afwisselend
weergegeven. Vervolgens wordt de batterijspanning op het LCD -
scherm weergegeven. De spanning moet hoger dan 2,4 V zijn voor
gebruik in de normale bedrijfsmodus. De huidige temperatuur en
luchtvochtigheid worden op de transmitter weergegeven en de
transmitter begint signalen uit te zenden.
2.
Plaats de batterijen binnen 2 minuten nadat de transmitter is
opgestart in het zonnestation. Als de batterijen eenmaal in het
zonnestation zijn geplaatst, lichten alle segmenten van het LCD -
scherm van het zonnestation kort op en worden de tijd (00:00),
datum en binnentemperatuur op het zonnestation weergegeven. Als
deze gegevens na 30 seconden nog niet op het LCD -scherm
worden weergegeven, dient u de batterijen opnieuw in het
zonnestation te plaatsen. Nadat de binnengegevens zijn
weergegeven, begint het zonnestation buitengegevens te
ontvangen.
3.
De buitentemperatuur en -luchtvochtigheid dienen vervolgens op het
zonnestation te worden weergegeven. Als dit na 2 minuten nog niet
het geval is, moeten de batterijen uit beide units worden verwijderd
en dient u opnieuw te beginnen vanaf stap 1.
4.
Om een optimale ontvangst en transmissie te garanderen, mag de
afstand tussen het zonnestation en de transmitter niet meer dan 100
m bedragen. Dit om te garanderen dat de 868 MHz-signalen juist
worden uitgezonden en ontvangen (zie de opmerkingen bij
"Plaatsing" en "Ontvangst van de 868 MHz-signalen").
FUNCTIETOETSEN
Het zonnestation heeft 2 gebruiksvriendelijke toetsen:
58