DJ-2000 Handleiding
Werken met effecten
3.
3.1 Namen en functies in het DSP-blok
1) CH SELECT (kanaalkeuze)
Hiermee kiest u het kanaal waarop u het effect wilt
gebruiken.
2) FREQ RANGE (frequentiebereik)
Hiermee bepaalt u over welk frequentiebereik het
effect actief is.
FULL
het effect werkt op alle frequenties.
HIGH
het effect werkt enkel op de hoge tonen.
MID
het effect werkt enkel op de middentonen.
LOW
het effect werkt enkel op de lage tonen.
3) SYNC TYPE
Hiermee kiest u de maatsoort die u wilt gebruiken als
u het DSP-effect synchroniseert met een extern tem-
po.
Als er één indicator oplicht is de maatsoort rechts
van de indicator geselecteerd.
10
1 4
2
3
8
" "
is geselecteerd
6
7
9
Lichten er twee indicators op, dan is de maatsoort
tussen de twee indicators geselecteerd.
4) BPM SYNC
•
BPM SYNC-knop: druk op deze knop als u het DSP-
effect wilt synchroniseren met de maatsoort die u als
SYNC TYPE hebt geselecteerd.
•
BPM SYNC-indicator: als u BPM SYNC hebt inge-
schakeld knippert deze indicator in het tempo van de
muziek.
5) Parameter-regelaars (zie blz. 18)
6) Effect-keuzeknoppen
Hiermee kiest u het type effect.
7) MIDI CONTROL-knop
Hiermee kunt u een aangesloten MIDI-instrument
starten of stoppen (zie blz. 21).
8) BPM-display
Hierin wordt de huidige BPM-waarde afgebeeld (zie
blz. 21).
5
11
10
" " is geselecteerd