Nu wordt het zaagblad Ø 700, met tanding in de richting
van de zaagbok, op de zaagbladflens gelagerd en met
de gedemonteerde veerring, tegenflens en zeskantmoer
M 20 x 1,5 bevestigd. De gleuf in de tegenflens moet over
de aangebrachte asspie grijpen.
De 2 hoekprofielen (112) van de zaagbescherming
worden met 4 zeskantschroeven M 8 x 16 en 4
flensmoeren M 8 op de zaagbescherming bovenaan
(113) in het midden via de voorziene ovale gaten 9 x 14
voorgemonteerd. De brede lip wordt vanaf de buitenzijde
op de zaagbescherming vastgeschroefd. De korte
profiellip moet naar buiten wijzen en komt nadien op de
onderstel- resp. motorconsole te staan.
Ongeveer elke 20 bedrijfsuren moeten de schroeven van de bevestigingselementen gecontroleerd en eventueel
aangehaald worden.
Opgelet! Het zaagblad moet parallel met de motorconsole
en centraal ten opzichte van de schommelnokken
uitgelijnd worden. Gebruik een duimstok of een meetlint
en meet de afstand tussen zaagblad en motorconsole
vooraan en achteraan. Zet de motor nu vast.
Voor de montage van de zaagbescherming bovenaan
worden telkens 2 kooimoeren van onder in de hiervoor
voorziene vierkante boringen "B" van de motor- en
onderstelconsole geklemd.
113
112
Bevestig deze zaagbescherming nu met 4
zeskantschroeven M 8 x 20 op de voorgemonteerde
kooimoeren M 8 van de motor- en frameconsole, waarbij
de bescherming centraal op het zaagblad uitgelijnd
wordt. Indien de schommelnokken (125) tegen de
zaagbescherming of de flens zouden stoten, kunnen de
nokken met de nokhoek (126) bijgeregeld worden. Maak
de flensbescherming (103) nu met 2 zeskantschroeven
M 8 x 20 en 2 flensmoeren M 8 vast op de frameconsole.
35
B
126
125
103