Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Bijregelen Van Audio En Video; Bijregelen Van De Video-Weergave - Pioneer BDP-LX91 Handleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

Hoofdstuk 5

Bijregelen van audio en video

Bijregelen van de video-
weergave
De kwaliteit van de weergegeven beelden kan worden bijgeregeld,
afhankelijk van wat voor TV u gebruikt.
1
Druk tijdens afspelen op VIDEO ADJUST om het Video
Adjust scherm te zien.
RED
GREEN
VIDEO ADJUST
Het video-instelscherm kan ook worden opgeroepen door keuze van
Video Adjust in het TOOLS-hulpmenu.
2
Kies een voorinstelling.
TOP MENU
HOME
MENU
Kies de juiste stand met /, afhankelijk van de gebruikte TV.
Video Adjust
Adjustments
• LCD – Kies deze stand bij aansluiting op een LCD-vlakscherm TV.
• PDP – Kies deze stand bij aansluiting op een plasma-TV van een
ander merk.
• Pioneer PDP – Kies deze stand bij aansluiting op een Pioneer
plasma-TV.
• Projector – Kies deze stand bij aansluiting op een projectie-TV.
• Professional – Bij deze instelling is de videosignaalverwerking
nauw omschreven. Kies deze stand bij aansluiting op een
professionele videomonitor.
• Memory1 to 3 – De beeldkwaliteit-instellingen met bijgeregelde
parameters kunnen in het geheugen worden opgeslagen. Voor
een beschrijving van de parameters, zie Wanneer
geheugenbank1, 2 of 3 is gekozen hieronder.
 Wanneer geheugenbank1, 2 of 3 is gekozen
1
Kies de instellingen.
Gebruik  om Adjustments te selecteren en druk hierna op ENTER.
Er verschijnt een scherm met de insteldetails.
YELLOW
BLUE
TOOLS
ENTER
RETURN
PDP
2
Kies het onderdeel dat u wilt bijregelen.
Gebruik / om uw keuze te maken.
Video Adjust [ Memory1 ]
Prog. Motion
Pure Cinema
YNR
CNR
BNR
MNR
Sharpness High
Sharpness Mid
3
Bijregelen van de beeldkwaliteit.
Door indrukken van / kunt u de instellingen maken terwijl u de
beelden bekijkt. Het scherm met de insteldetails verschijnt weer
wanneer u op ENTER drukt.
Prog. Motion
Motion
• Prog.Motion – Stel deze in voor het soort beelden (bewegende
of stilstaande beelden). Deze instelling is nuttig wanneer u
videomateriaal weergeeft als progressieve beelden.
• Pure Cinema – Deze instelling zorgt voor een optimale werking
van het progressieve scancircuit voor de weergave van
filmbeelden. Gewoonlijk stelt u dit punt in op Auto1. Als de
beelden niet erg natuurlijk overkomen, schakelt u dit punt over
naar Auto 2, On of Off (pagina 40).
• YNR – Vermindert storing in het luminantiesignaal (Y).
• CNR – Vermindert storing in het chrominantiesignaal (C).
• BNR – Vermindert blokvorming (de blokjes-vervorming die
optreedt bij MPEG-compressie).
• MNR – Vermindert muggenstoring (de vervorming van de
contouren van het beeld die optreedt bij MPEG-compressie).
• Sharpness High – Regelt de scherpte van de hoge-frequentie
(detailrijke) delen van het beeld.
• Sharpness Mid – Regelt de scherpte van de middenfrequentie
(minder detailrijke) delen van het beelden.
• Detail – Verscherpt of verzacht de beeldcontouren.
• White Level – Regelt het niveau van de witte partijen.
• Black Level – Regelt het niveau van de zwarte partijen.
• Black Setup – Kiest het zwartingsniveau als het instelniveau.
Gewoonlijk kiest u 0 IRE. Als de zwarting echter te diep is en alle
donkere kleuren te zwart overkomen bij een bepaalde
aangesloten TV of beeldscherm, kiest u de stand 7.5 IRE.
• Gamma Correction – Regelt hoe de donkere partijen in het
beeld overkomen.
• Hue – Regelt de balans tussen rood en groen.
• Chroma Level – Regelt de kleurverzadiging.
Opmerking
• Prog.Motion en Pure Cinema zijn alleen van invloed op beelden
die zijn opgenomen in het "interlaced" scan-formaat (576i/480i of
1080i videosignalen).
• Prog.Motion wordt uitgeschakeld wanneer u Pure Cinema op
On zet.
Motion
Still
Auto1
Off
Max
Off
Max
Off
Max
Off
Max
Soft
Soft
Fine
Fine
Soft
Soft
Fine
Fine
Still
05
39
Du

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave