1. Scenes
1.1 Scenes programmeren
1. Om de programmeermodus te betreden, moet u de opnameknop (2) voor 3 seconden ingedrukt
houden, de opname-LED zal rood licht geven.
2. Om de SCENE-modus te selecteren, druk op het patchpedaal modus/kanaal (10). Het LED-display
boven het patchpedaal modus/kanaal (10) zal "SCENE" tonen.
3. Gebruik de pedalen OMHOOG en OMLAAG (11+12) om de scene te selecteren die u wilt
programmeren.
4. Selecteer een toestel.
Druk op een toestelknop (1) om het toestel te selecteren waarvoor u de DMX-waarde wilt instellen.
Wanneer de toestel-LED op AAN staat, kunnen de DMX-waarden veranderd worden.
5. Indien u de DMX-waarden wilt veranderen, gebruik de draaiknoppen ROOD, GROEN, BLAUW
en MASTER.
6. Om een toestel te deselecteren, druk de specifieke toestelknop (1) in, om de toestel-LED te dimmen.
Wanneer de LED op UIT staat, betekent dit dat het toestel niet geselecteerd is.
7. Herhaal stap 4 tot stap 6 om de DMX-waarden van de andere toestellen in te stellen.
8. Om de scene te bewaren, druk op het Enter-pedaal (13). Alle LED's zullen 3 keer knipperen
9. Om andere scenes te programmeren, herhaalt u stap 3 t/m stap 8, totdat u uw gewenste scenes
hebt voltooid.
10. Indien u de programmeermodus wilt verlaten, houd de opnameknop (2) voor 3 seconden ingedrukt,
de opname-LED zal dimmen.
1.2 Scenes verwijderen
1. Open de programmeermodus en houd de opnameknop (2) voor 3 seconden ingedrukt, de
opname-LED zal rood licht geven.
2. Selecteer de SCENE-modus door het patchpedaal modus/kanaal (10) in te drukken. Het LED-display
boven het patchpedaal modus/kanaal (10) zal "SCENE" tonen.
3. Gebruik de pedalen OMHOOG en OMLAAG (11+12) om de scene die u wilt verwijderen te
selecteren.
4. Om de bewerkingsmodus te verwijderen, houd de patch-knop (3) voor 3 seconden ingedrukt en de
PATCH-LED zal rood beginnen te knipperen.
5. Druk het enter-pedaal (13) in om te bevestigen. Alle LED's zullen 3 keer knipperen en de scene wordt
verwijderd.
6. Om andere scenes te verwijderen herhaal stap 2 t/m stap 5.
7. Indien u uw scenes verwijderd hebt en u de programmeermodus wilt verlaten, houd de patch-knop
(3) voor 3 seconden ingedrukt om de verwijdermodus te verlaten.
8. Om de programmeermodus te verlaten, houd de opnameknop (2) voor 3 seconden ingedrukt, de
opname-LED zal dimmen.
1.3 Verwijder alle scenes
1. Open de programmeermodus en houd de opnameknop (2) voor 3 seconden ingedrukt, de
opname-LED zal rood licht geven.
2. Selecteer de SCENE-modus door het patchpedaal modus/kanaal (10) in te drukken. Het LED-display
boven het patchpedaal modus/kanaal (10) zal "SCENE" tonen.
3. Om de bewerkingsmodus te verwijderen, houd de patch-knop (3) voor 3 seconden ingedrukt en de
PATCH-LED zal rood beginnen te knipperen.
4. Druk de record-knop opnieuw in, LED zal opnieuw knipperen, dit toont u dat u zich in de "insert"-
modus bevindt.
5. Druk het enter-pedaal (13) in om te bevestigen. Alle LED's zullen 3 keer knipperen en alle scenes
worden verwijderd.
6. Druk de record-knop in om de "insert"-modus te verlaten. De opname-LED staat AAN.
7. Indien u uw scenes verwijderd hebt en u de programmeermodus wilt verlaten, houd de patch-knop
(3) voor 3 seconden ingedrukt om de verwijdermodus te verlaten.
8. Om de programmeermodus te verlaten, houd de opnameknop (2) voor 3 seconden ingedrukt, de
opname-LED zal dimmen.
9