Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Montage; Algemene Voorwaarden; Veiligheidsveld En Nadering; Uitlijning Van De Sensoren - schmersal SLC440 Bedieningshandleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

Bedieningshandleiding
Veiligheidslichtgordijn

3. Montage

3.1 Algemene voorwaarden

De volgende regels gelden als preventieve waarschuwingen om een
veilige en correcte werking en behandeling te garanderen Deze regels
zijn een essentieel onderdeel van de veiligheidsmaatregelen en moeten
bijgevolg ten alle tijde nageleefd worden
• De SLC mag niet gebruikt worden bij machines die in geval van
nood niet elektrisch gestopt kunnen worden
• De veiligheidsafstand tussen de SLC en een gevaarlijke
machinebeweging moet steeds in acht genomen worden
• Bijkomende beschermvoorzieningen moeten zo geïnstalleerd
worden dat men het veiligheidsveld moet binnendringen om de
gevaarlijke machineonderdelen te bereiken
• De SLC moet zodanig geïnstalleerd worden dat het personeel bij
het bedienen van de machine zich altijd binnen de detectiezone
van de veiligheidsvoorziening bevindt Een foutieve installatie
kan tot zware verwondingen leiden
• Sluit nooit de beide uitgangen aan op +24 VDC Als de
uitgangen op +24 VDC aangesloten worden, bevinden zij zich
in AAN toestand en kunnen zij een gevaarlijke situatie aan de
toepassing/machine niet stoppen
• De veiligheidsinspecties moeten regelmatig uitgevoerd worden
• De SLC mag niet aan brandbare of explosieve gassen
blootgesteld worden
• De aansluitkabels moeten volgens de installatie-instructies
aangesloten worden
• De bevestigingsschroeven van de eindkappen en de
bevestigingshoeken moeten vast aangespannen zijn

3.2 Veiligheidsveld en nadering

Het veiligheidsveld van de SLC bestaat uit de volledige zone tussen
de veiligheidsveldmarkeringen van de zender en de ontvanger
Bijkomende beschermvoorzieningen moeten garanderen dat
men het veiligheidsveld moet binnendringen om de gevaarlijke
machineonderdelen te bereiken
De SLC moet zodanig geïnstalleerd worden dat het personeel bij het
bedienen van de te beveiligen gevaarlijke machineonderdelen zich altijd
binnen de detectiezone van de veiligheidsvoorziening bevindt
Correcte installatie
Gevaarlijke machineonderdelen kunnen alleen
bereikt worden nadat men het veiligheidsveld
doorkruist heeft
Het personeel mag zich niet tussen
het veiligheidsveld en gevaarlijke
machineonderdelen bevinden
(beveiliging achter de beschermvoorziening)
Niet-toegestane installatie
Gevaarlijke machineonderdelen zijn
toegankelijk, zonder dat men het veiligheidsveld
moet doorkruisen
Het personeel kan zich tussen
het veiligheidsveld en gevaarlijke
machineonderdelen bevinden

3.3 Uitlijning van de sensoren

Procedure
1 De zender en ontvanger moeten parallel ten opzichte van elkaar en
op dezelfde bevestigingshoogte gemonteerd worden
2 De bedrijfsmodus "automatisch" selecteren (zie hoofdstuk
Veiligheidsmodus/automatisch) en de spanningstoevoer inschakelen
3 De 7-segmentaanduiding van de ontvanger toont gedurende 30
seconden de huidige signaalkwaliteit/fijninstelling (signalering, zie
Hoofdstuk Instelmodus) 
Draai eerst de zender en aansluitend de ontvanger naar elkaar
toe totdat de best mogelijke signaalsterkte van 3 dwarsbalkjes
(7-segmentdisplay) bereikt is (opmerking: 2 balkjes volstaan) Fixeer
de positie met de schroeven van iedere bevestigingshoek
Als een uitlijning binnen de 30 seconden niet mogelijk is, moet u
overschakelen naar instelmodus (zie hoofdstuk Instelmodus) De
bedrijfsmodus "Instelmodus" zorgt via de basisinstelling (positie
van de tweede en de laatste straal) en de optimalisatie met de
fijninstelling (totaalsignaal) tot de best mogelijke positionering van de
sensoren
Statusweergave van de LED
OSSD EIN (groen) is actief, signaalsterkte (oranje) is niet actief

3.4 Instelmodus

Instelhulp met 7-segmentaanduiding
De functie ondersteunt de best mogelijke uitlijning tussen de zender en
de ontvanger De weergave geeft de signaalsterkte aan de individuele
ontvangers weer, terwijl de veiligheidsuitgangen uitgeschakeld zijn
Voor de optische weergave van de signaalsterkte staan twee velden,
de signaalsterkte van de tweede en laatste straal in het veiligheidsveld
(basisinstelling) en de best mogelijke uitlijnin van alle stralen
(fijninstelling) ter beschikking
Instelmodus activeren:
Als het systeem gestart wordt, moet gedurende minstens 2,0 seconden
(vrijgaveknop) aan de ingang herstartblokkering (Pin 1) van de
ontvanger een signaalimpuls (H-signaal 24 VDC) aanwezig zijn
De 7-segmentdisplay begint met de basisinstelling (verticale balkjes)
De sensoren moeten parallel en op dezelfde hoogte ten opzichte van
elkaar uitgelijnd worden totdat de beide segmenten een signaalsterkte
van 50% tot 100% bereiken
Door een signaalimpuls aan de ingang herstart (Pin 1) is het mogelijk
tussen basis- en fijninstelling te wisselen, zolang de signaalsterkte 50
% van de basisinstelling (verticale balkjes) bedraagt
Na de uitlijning van de sensoren kan de bedrijfsmodus instelmodus
door een HI signaal aan Pin 1 van minstens 2,5 seconden (max
6 seconden) door het drukken van de vrijgaveknop of door een
spanningsreset aan de ontvanger (+UB) beeïndigd worden
Weergave statuslamp
De signaalsterkte wordt bovendien voor weergave in het diagnosevenster
door gele lichtimpulsen van de statuslamp weergegeven Des te beter de
uitlijning, des te hoger de frequentie van de lichtimpulsen De uitlijning is
correct, als de lichtimpulsen permanent branden
Als er geen optische synchronisatie tussen de zender en de ontvanger
bestaat, wordt elke drie seconden een lichtimpuls uitgezonden De
instelmodus wordt beëindigd door een systeemstart (+UB UIT/AAN)
NL
SLC440
9

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave