Bedieningshandleiding
Veiligheidslichtgordijn
2.8.7 Bewaking extern relais (EDM)
De bewaking extern relais bewaakt de aangestuurde schakelelementen
(hulpcontacten van het extern relais) van beide uitgangen Deze
bewaking gebeurt na iedere onderbreking van het veiligheidsveld en
voor de herstart (vrijgave) van de uitgangen Op die manier herkent
men storingen van de relais zoals bijvoorbeeld kleven van de contacten
of breuk van de contactveer Als het lichtgordijn een storing van de
schakelelementen herkent, worden de uitgangen vergrendeld
Na het opheffen van de storing moet een Power Reset uitgevoerd
worden
De bewaking extern relais is bij levering niet geactiveerd
De functie wordt in parametreermodus (P 4) geactiveerd
Aansluiting EDM
Aansluiting ontvanger
- Kn1, Kn2 = Hulpcontacten van
het laatstschakelende relais
De hulpcontacten mogen alleen aangesloten worden als
de functie geactiveerd werd!
2.8.8 Weergave 180 graden draaien
De oriëntatie van de 7-segmentdisplay kan met behulp van de
softwareoptie 180 graden gedraaid worden Op die manier blijft de
display altijd duidelijk leesbaar, ook als de BWS gedraaid ingebouwd is
Parameter P 7 –
Display normaal georiënteerd
2.9 Zelftest
Het systeem voert na het inschakelen van de bedrijfsspanning binnen de
2 seconden een volledige zelf- en veiligheidstest uit Als het veiligheidsveld
vrij is, wordt het systeem ingeschakeld (automatische modus) In geval van
een storing worden de uitgangen van de ontvanger niet ingeschakeld
De foutmelding wordt door middel van een een foutcode weer gegeven
Meer informatie vindt u in het hoofdstuk "Foutdiagnose"
In werking voert het systeem een cyclische zelftest uit Veiligheidsrelevante
fouten worden binnen de reactietijd herkend en leiden tot de uitschakeling
van de uitgangen en het aanduiden van een foutcode
Pin 8
Kn1
Kn2
+24VDC
Parameter P 7 A
Display gedraaid
2.10 Straalcodering A
De vooringestelde straalcodering van het veiligheidslichtgordijn moet
aangepast worden, als verschillende systemen dicht bij elkaar in
werking zijn en een opstelling zoals in de afbeelding hieronder getoond
(geen beïnvloeding) niet mogelijk is Bij levering is de straalcodering
A niet actief Een ontvanger kan, als straalcodering A geactiveerd is,
de stralen van de zender met dezelfde straalcodering die voor hem
bestemd zijn, van vreemde stralen onderscheiden
Als aangrenzende systemen zonder straalcodering A gebruikt worden,
ontstaat er gevaar voor de gebruiker
E
R
R
E
geen invloed
• De straalcodering A vermijdt wederzijdse beïnvloeding van naast
elkaar staande systemen
• De straalcodering A wordt aan de zender en de ontvanger
permanent weergegeven door het knipperen van de LED's
(zie LED statusinformatie)
• De straalcodering A moet voor iedere senssor (ontvanger en zender)
afzonderlijk ingesteld worden
• De functie aan de ontvanger wordt in parametreermodus (P 6)
geactiveerd
Zenderparametrering
Aansluiting zender
Brug tussen Pin 1 en Pin 2
Brug tussen Pin 3 en Pin 4
De reactietijd van het systeem met straalcodering A wordt
verhoogd Hiertoe moet de veiligheidsafstand aangepast
worden Zie ook hoofdstuk Reactietijd
2.11 Parametrering
De parametrering van de SLC440 laat een individuele aanpassing van
de gewenste functionaliteit aan de toepassing toe
Parameterweergave (7-segmentaanduiding):
A = Parameter is actief
- = Parameter is niet actief
S. = Huidige configuratie opslaan
C. = Huidige configuratie wissen, nieuwe configuratie =
fabrieksinstelling
n = niet beschikbaar (ongeoorloofde instelling, zie Info Parametrering)
d. = Diagnose-/instelmodus
Selectie van de parameters
Selecteren, veranderen en overnemen van de parameters via het
bedienorgaan drukknop S1:
- Wisselen van de parameterinstelling Px
- Wijzigen van de parameterinstelling Px
- Opslaan S. / Fabrieksinstelling C.
NL
SLC440
E
R
E
Beïnvloeding:
straalcodering A vereist!
Pin 1
Pin 2
Pin 3
+ 24V/DC
0V/DC
korte druk op de knop
0,1 ... 1,5 sec
lange druk op de knop
2,5 ... 6 sec
lange druk op de knop
2,5 ... 6 sec
R
Pin 4
7