Inhoudsopgave
Advertenties
4.5 KALIBREREN
4.5.1 Nulpunt controleren
4.5.2 Kalibreren voor de parameter TROEBELHEID
4.5.2.1 FAKTOR
4.5.2.2 OFFSET
Het nulpunt van de sensoren is in de fabriek permanent ingesteld, daarom is een
nieuwe kalibratie niet nodig. Een regelmatige controle van het nulpunt is nuttig,
zoals bij
4.5.1 Nulpunt controleren
Indien de installatievoorwaarden bij de meting van de troebelheid in buisleidingen
tot een storende grondweerkaatsing en bijgevolg tot een verschuiving van het
nulpunt leiden, dan kan deze invloed door middel van een offset-correctie
(hoofdstuk
4.5.2.2
OFFSET) gecompenseerd worden.
Wanneer, onafhankelijk van de hierboven vermelde invloedfactoren, afwijkingen
tussen de aangegeven meetwaarden en de laboresultaten optreden, dan kan het
nodig zijn om de steilheid van de ijkcurve via een factor (hoofdstuk
Kalibreren voor de parameter
parameter
TS) aan te passen. Voor de meting van de vaste stoffen kan bij
moeilijke gebruiksvoorwaarden een 2-5 punt-kalibratie (hoofdstuk
punten
kalibratie) uitgevoerd worden.
•
Parameters: Vaste stof (TS)
•
Medium: gedestilleerd water
•
Theoretische waarde: 0,000–0,001 g/l, bij afwijkingen, het venster
reinigen.
Bij een meting in de lucht is de TS-indicatie niet gelijk aan nul omdat de optische
eigenschappen van water en lucht in zeer sterke mate verschillen. Daarom
hebben deze meetwaarden geen belang.
1. Open het HOOFDMENU.
2. Selecteer de SONDE SETUP en bevestig.
3. Selecteer de betreffende sensor en bevestig.
4. Selecteer KALIBREREN en bevestig.
5. Selecteer FAKTOR en bevestig.
6. Stel de gewenste factor en bevestig.
7. Ga terug naar het HOOFDMENU of naar het display van het meetbedrijf.
1. Open het HOOFDMENU.
2. Selecteer de SONDE SETUP en bevestig.
3. Selecteer de betreffende sensor en bevestig.
beschreven.
TROEBELHEID, Kapitel
Bediening
4.5.2
4.5.3 Kalibreren voor de
4.5.3.2 2 tot 5
21
Advertenties
Inhoudsopgave
