INFORMATIE
Raadpleeg het document "Application guidelines for
HP's
cascade"
warmtepompen cascade") dat beschikbaar is op het
Daikin Business Portal (verificatie vereist) voor een
overzicht van de vereiste lokale instellingen voor
binnenunits die moeten worden geconfigureerd.
Wanneer het systeem wordt ingesteld op verwarmen of koelen
(op de centrale regeling of via een extern contact dat is
aangesloten op de centrale regeling), zal de centrale regeling de
pomp van het secundaire circuit inschakelen, de hydroboxes
AAN/UIT schakelen en het instelpunt wijzigen om het instelpunt
voor de temperatuur van het vertrekwater naar het secundaire
circuit te bereiken.
Als de hydroboxes de ingestelde temperatuur voor het
secundaire circuit niet kunnen bereiken en afhankelijk van
andere parameters die op de centrale regeling zijn ingesteld, zal
de centrale regeling ook de back-upverwarming inschakelen en
de klep van de back-upverwarming voor verwarmen van ruimten
schakelen.
Verwarmen van sanitair warm water door de warmtepomp of de
back-upverwarming wordt voorkomen als het contact S3 van het
zonnestation gesloten is.
Opmerking: In het voorbeeld doen BUH1 en BUH2 dienst als
back-upverwarming voor het verwarmen van de ruimten stap 1
en stap 2. BUH2 doet ook dienst als back-upverwarming voor
sanitair warm water en wordt op dat moment ingeschakeld door
uitgang D08 (BUHw).
6.
Installatie
Wanneer de centrale regeling AAN staat, worden de units (instelling
instelpunten, AAN/UIT-regeling, enz.) door de centrale regeling
geregeld. Dit heeft voorrang op de AAN/UIT-instelling van de
individuele afstandsbedieningen. Voor AAN/UIT-regeling met de
afstandsbedieningen van de units moet de centrale regeling op UIT
staan. Om te allen tijde lokale bediening van de units mogelijk te
maken, moet de centrale regeling in de buurt van de individuele
afstandsbedieningen worden geïnstalleerd.
6.1.
Installatieplaats voorbereiden
Voor een veilige werking van het toestel/systeem is een
installatieplaats vereist met voldoende ruimte voor goed transport,
correcte opslag, montage, installatie, inbedrijfstelling, bediening en
onderhoud.
Vereisten voor de installatieplaats
Het toestel/systeem is uitsluitend ontworpen voor de beschreven
toepassing en MOET voldoen aan de volgende omgevingscondities:
Omgevingscondities
Temperatuur
Relatieve vochtigheid
Ventilatie
Het toestel/systeem MOET voldoen aan de volgende beperkingen:
Randvoorwaarden
Aangesloten communicatiemodules.
Zie
"13. Lokaal geleverde
componenten" op pagina 19
voor
meer informatie
Betrouwbare procesbuscommunicatie
Betrouwbare lcd-leesbaarheid
Uitgebreide handleiding voor de installateur
4
("Toepassingsrichtlijnen
voor
Toelaatbaar bereik
-40~70 °C
5~90%, niet-condenserend
Zorg voor voldoende ventilatie.
De controller genereert warmte die
moet worden afgevoerd om
warmteophoping te voorkomen.
Toelaatbaar bereik
-40~60 °C
-25~70 °C
-20~60 °C
Let op de volgende montageposities voor de centrale regeling:
Toegestaan
Horizontale installatie
Verticale installatie
Merk op dat de communicatie-
interface op de centrale regeling zich
bovenaan moet bevinden.
6.2.
Montage van de centrale regeling
Ga als volgt te werk om de centrale regeling op de DIN-rails te
bevestigen:
1
Zet de 4 bevestigingsschuifjes in de uitgeschoven stand met
behulp van een schroevendraaier.
2
Bevestig de controller op de DIN-rails.
3
Druk de 4 bevestigingsschuifjes in de ingetrokken positie.
INFORMATIE
De volgende DIN-rails volgens EN60715 zijn toegestaan:
TH 35-7.5
TH 35-15
6.3.
Bedrading van de centrale regeling
Zie ook
Afbeelding 1: Elektrisch aansluitschema op pagina
Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van elektrische
bedrading
WAARSCHUWING
Alle bedrading MOET worden uitgevoerd door een
erkend elektricien en MOET voldoen aan de geldende
nationale bedradingsvoorschriften.
Maak
elektrische
bedrading.
Alle ter plaatse geleverde componenten en alle
elektrische constructies MOETEN voldoen aan de
geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Zekeringen, schakelaars, bedrading en aarding MOETEN
voldoen aan de plaatselijke veiligheidsvoorschriften voor
elektrische
installaties.
momenteel geldende wetten en voorschriften in acht.
Aansluitingen
Modbus-bedrading
De regeling communiceert met de hydroboxes via Modbus. De
centrale regeling vereist één DCOM* per unit die moet worden
geregeld.
Sluit
de
RS485-bedrading
afscherming) van de centrale bedieningsterminal T14 aan op de
DCOM*s.
Sluit vervolgens de DCOM*s aan op de respectievelijke
binnenunit(s) via de P1P2-verbinding.
Configureer de adressen op de DCOM* correct (raadpleeg de
DCOM* handleiding).
INFORMATIE
De term "DCOM*" heeft hier betrekking op het model
DCOM-LT/IO
WAARSCHUWING
Gebruik de onderste RS485-poort (T12) NIET.
Niet toegestaan
Hangend aan het plafond (boven)
Installatie op vlakke oppervlakken
11.
verbindingen
met
de
vaste
Neem
alle
plaatselijke
(2-draads
getwist
paar
EKCC9-W
Centrale regeling voor hydroboxes
4P757164-1 – 2023.11
en
+