Afbeelding E
1r8
2r8
4
bij 10 de ingestelde afstand aflezen, het infrarood-filter aan-
brengen en de afgelezen afstand op het infrarood-merkteken
1 1 i n s t e l l e n .
Diafragma en dieptescherpte
Het diafragma wordt met behulp van de instelring 9 ingesteld.
De gewenste waarde moet bij het index 10 verschijnen.
De instelling van het diafragma richt zich naar de gewenste
dieptescherpte; hoe kleiner de diafragmawaarde, des te groter
is de opening van het objectief en des te geringer is de diepte-
scherpte.
De dieptescherp'te kan ook op het matglas in de zoeker worden
gecontroleerd. Door een druk op de toets 7 wordt het dia-
fragma op de ingestelde waarde gesloten, waardoor het moge-
lijk wordt de scherpte op een bepaald gedeelte van het beeld
te leggen. Door nogmaals op de toets 7 te drukken wordt het
diafragma weer geheel geopend en bij het indrukken van de
ontspanner automatisch op de ingestelde waarde gesloten.
Aflezen van de dieptescherpteschaal: Hierbij geeft de inge-
stelde diafragmawaarde op schaal 12 aan beide zijden van
he,t index 10 de dieptescherpte op instelring 32 aan (stroi-
cirkel z = 50 p; bij bijzonder hoge eisen aan de dieptescherpte
d i e n t d e d i a f r a g m a o p e n i n g n o g k l e i n e r t e w o r d e n g e k o z e n ) .
lf
"
r
i . l
. \ . , . . - , .
;1$
,!
117