Om de instellingen voor inbedrijfstelling op te slaan moet de eenheid ingeschakeld
worden.
Continue snelheden van toevoer- en afvoerlucht
1.
Zet de programma-/
bedrijfsschakelaar in de
continustand.
2.
Draai aan de instelpotentiometer
voor de continue snelheid van de
toevoerventilator om de vereiste
60
continue stroom toevoerlucht te
verkrijgen.
3.
Draai aan de instelpotentiometer
voor de continue snelheid van de
afvoerventilator om de vereiste
continue stroom afvoerlucht te
verkrijgen.
4.
Zet de programma-/bedrijfsschakelaar terug in de middenstand om de
inbedrijfstelling af te sluiten.
Boostsnelheden van toevoer- en afvoerlucht
1.
Zet de programma-/bedrijfsschakelaar in de booststand.
2.
Draai aan de instelpotentiometer voor de boostsnelheid van de toevoerventilator
om de vereiste booststroom aan toevoerlucht te verkrijgen.
3.
Draai aan de instelpotentiometer voor de boostsnelheid van de afvoerventilator
om de vereiste booststroom aan afvoerlucht te verkrijgen.
4.
Zet de programma-/bedrijfsschakelaar terug in de middenstand om de
inbedrijfstelling af te sluiten.
5
4
3
6
2
7
1
8
Draaipotentiometerstanden
27