Gebruiksaanwijzing motor
Aanwijzingen voor
het gebruik
Controle voor het gebruik
Geadviseerde oliesoorten
Let op!
De machine wordt zonder brandstof
en zonder olie in de motor geleverd.
Als de motor zonder voldoende olie
wordt gebruikt, kan deze hierdoor
ernstig beschadigd worden.
Deze schade is van de garantie
uitgesloten.
Vul de olietank van de motor voor
het starten met olie.
Voeg niet te veel olie toe.
De olietank heeft een inhouds-
vermogen van ca. 0,6 liter.
Gebruik alleen viertaktolie van de
classificatie SF, SG, SH, SJ of
hoger.
Kies olie met de juiste viscositeit,
afhankelijk van de buitentempera-
tuur, volgens de onderstaande
tabel.
a) Enkelvoudige viscositeit.
b) Meervoudige viscositeit.
SAE 10W-30 wordt geadviseerd
voor algemeen gebruik bij normale
temperaturen. Als olie met enkel-
voudige viscositeit wordt gebruikt,
moet een oliesoort voor de
gemiddelde temperatuur in het
toepassingsgebied uit de tabel
worden gekozen.
Let op!
Door het gebruik van een minder-
waardige olie of van olie voor
tweetaktmotoren kan de
levensduur van de motor worden
verkort of de motor worden
beschadigd.
Oliepeil controleren
Let op!
Tijdens de controle moet de
machine op een recht oppervlak
worden neergezet en moet de
motor uitgeschakeld zijn.
Afbeelding 2
Schroef het olievuldop (3) los
en veeg de oliepeilstok af.
Steek de oliepeilstok
in de vulopening.
Type A:
Een kwartslag indraaien.
Type B:
Insteken, maar niet indraaien.
Oliepeilstok naar buiten trekken
en oliepeil controleren.
Als het peil te laag is, dient
u langzaam een beetje olie toe
te voegen tot aan de bovenste
markering („max.") op de
peilstok.
Schroef de oliepeilstok stevig
vast voordat u de motor start.
Let op!
Voeg niet te veel olie toe. Anders
kan dit tot beschadiging van de
motor, rookontwikkeling,
startproblemen, roet op de bougie
of olie in het luchtfilter leiden.
Geadviseerde brandstoffen
!
Gevaar!
– Benzine is onder bepaalde om-
standigheden uiterst ontvlambaar
en explosiegevaarlijk.
– Tank alleen in een goed
geventileerde omgeving en nadat
de motor is uitgeschakeld. Rook
niet in de omgeving waar wordt
getankt en verwijder alle
ontstekingsbronnen.
– Vul de benzinetank niet te ver (er
mag zich geen brandstof in de
vulopening bevinden). Let er na
het tanken op dat de tankdop
gesloten en goed vastgedraaid is.
– Tijdens het tanken mag geen
brandstof worden gemorst.
Gemorste brandstof of benzine-
dampen kunnen ontbranden. Als
er brandstof is gemorst, moet het
desbetreffende gebied eerst
opdrogen voordat de motor weer
wordt gestart.
– Voorkom herhaald of langdurig
contact met de huid en voorkom
inademing van dampen.
Gevaar voor beschadiging
!
van de motor
– Meng brandstof niet met olie.
– Gebruik alleen schone, verse en
loodvrije brandstof.
– Gebruik alleen brandstof met een
octaangetal van 87 of hoger.
– Geen brandstof volgens
specificatie E85/E15 gebruiken.
– Houd een brandstofvoorraad aan
die binnen 30 dagen kan worden
verbruikt.
– Let erop dat er geen vuil, stof of
water in de tank terechtkomt.
Benzinepeil controleren
Let op!
Laat de motor voor het tanken
minstens twee minuten afkoelen.
Maak de omgeving rond de
vulopening schoon voordat u de
tankdop verwijdert en met tanken
begint.
Vul de tank tot ongeveer 2 cm
onder de rand van de
vulopening, zodat de brandstof
kan uitzetten.
Motor starten
!
Gevaar!
Houd handen en voeten altijd uit
de buurt van bewegende delen.
Gebruik geen onder druk staande
starthulpmiddelen. De dampen zijn
ontvlambaar.
!
Gevaar!
Alle bedieningsvoorschriften in de
gebruiksaanwijzing van de
machine waarin deze motor is
gemonteerd, moeten in acht
worden genomen.
Opmerkingen:
Enkele modellen hebben
– geen choke resp. geen primer:
De motor stelt zich automatisch
op de start in.
– geen gashendel:
Het toerental wordt automatisch
ingesteld. De motor loopt altijd
met het optimale toerental.
Nederlands
33