Nederlands
Papierelement (2):
Klop het papierelement meer-
maals licht op een hard
oppervlak om het vuil te
verwijderen of blaas
verontreinigingen met perslucht
van binnen door het filter uit.
Probeer nooit om het vuil er uit
te borstelen. Het wordt hierdoor
alleen vaster in de vezels gewre-
ven. Vervang het papierelement
als het te vuil geworden is.
Filter weer inzetten en afdekking
monteren.
Modellen met primer:
Afbeelding 5b
Druk op het aangegeven
oppervlak (3) van de
luchtfilterafdekking (4) en
verwijder het deksel.
Reinig het filterelement (5) en
vervang het als het beschadigd is.
Reinig het element in een
oplossing van
huishoudreinigings-middel en
warm water en spoel het
vervolgens af. Of was het in niet-
ontvlambaar oplosmiddel of in
oplosmiddel met een hoog
vlampunt. Laat het element
voldoende lang drogen. Leg het
element in schone motorolie,
laat de olie opzuigen duw de
overtollige olie eruit.
De motor zal daarna bij de eerste
start iets roken als er nog te veel
olie in het schuimstofelement
achtergebleven is.
Filter weer inzetten en afdekking
monteren.
Onderhoud van de bougie
!
Gevaar!
Laat de motor afkoelen.
Voer geen ontstekingstest uit als
de bougie verwijderd is. Start de
motor niet als de bougie verwijderd
is.
Om de motor correct te laten lopen,
moet de elektrodenafstand van de
bougie correct zijn ingesteld en vrij
van verontreinigingen zijn.
Afbeelding 6
Trek de bougiestekker (1) los
en draai de bougie (2) met een
bougiesleutel naar buiten.
36
Controleer de bougie optisch.
Vervang de bougie als deze
duidelijk versleten is of als de
isolator beschadigd is.
Reinig de bougie met een
draadborstel als deze opnieuw
moet worden gebruikt.
Meet de elektrodenafstand met
een voelermaat. Stel de afstand
eventueel bij door de zij-
elektrode iets te verbuigen. De
elektroden-afstand moet 0,70 tot
0,80 mm bedragen (afbeelding
7).
Controleer dat de dichtring van
de bougie zich in een goede
toestand bevindt. Draai de
bougie vervolgens met de hand
in om beschadiging van de
schroef-draad te voorkomen.
Als de bougie handvast zit,
moet deze met een
bougiesleutel worden
vastgedraaid.
Let op!
Draai de bougie niet te vast. Let op
de volgende waarde voor het
vastdraaien van een bougie met
een bougiesleutel:
– Nieuwe bougie maximaal een
halve slag
– gebruikte bougie maximaal
1
1
/
of
/
.
8
4
Een niet correct vastgedraaide
bougie kan zeer heet worden en
de motor beschadigen.
Onderhoud van het
benzinefilter
Deze onderhoudswerkzaamheden
alleen door een gespecialiseerde
werkplaats volgens
onderhoudsschema laten
uitvoeren.
Reiniging van de motor
Als de motor eerst gedraaid heeft,
moet deze voor de reiniging
minstens een uur afkoelen.
Verwijder regelmatig gras en vuil
van de motor. Reinig de
vingerbescher-ming en de
omgeving van de uitlaat. Gebruik
hiervoor een borstel of perslucht.
Gebruiksaanwijzing motor
Let op!
Spuit de motor niet met water af
om deze te reinigen. Anders kan
de brandstof verontreinigd worden.
Water uit een tuinslang of een
hogedrukreiniger kan in het
luchtfilter of de uitlaatopening
binnendringen en de motor
beschadigen.
!
Gevaar!
Ophoping van vuil rond de uitlaat
kan tot brand leiden. Controleer en
reinig de omgeving van de uitlaat
voor elk gebruik.
Opslag
Opmerking
Voor opslag langer dan 30 dagen
kan aan de brandstof een
stabilisator worden toegevoegd.
Neem contact op met uw
vakhandel of de
klantenservicewerkplaats.
Bij motoren die langer dan 30
dagen worden opgeborgen, mag
zich geen brandstof in de tank
bevinden. Anders kan er aanslag in
de brandstofinstallatie ontstaan,
met name op belangrijke delen van
de carburateur.
Laat de motor lopen tot de tank
geen brandstof meer bevat en
de motor stil blijft staan.
Vervang de olie. Zie „Olie
verversen".
Verwijder de bougie en laat ca.
15 ml motorolie in de cilinder
lopen. Monteer de bougie weer
en trek langzaam aan het starter-
koord zodat de olie zich verdeelt.
Verwijder gras en vuil van de
motor, onder de motorafscher-
ming en rondom de uitlaat.
Lak alle plaatsen waarvan de
verf is afgebladderd en bestrijk
plaatsen die kunnen roesten
met een dunne laag olie.
Bewaar de motor op een schone,
droge en goed geventileerde
plaats en niet in de buurt van
machines die met een vlam of
waakvlam werken, zoals
verwarmings-installaties,
heetwaterboilers of wasdrogers.