5. Door het van de uitlaathefboom (9) wordt
het spuitmateriaal uit het reservoir gezo-
gen en door de verfstraalbuis (14) ver-
sproeit.
6. Zodra u de uitlaathefbooml (9) loslaat
wordt de verfsproeier (14) gesloten en
wordt er verder geen verf meer gespoten.
7. Als de ventilator is ingeschakeld stroomt
er nog steeds lucht uit de luchtkap (6).
8. Bij een langere werkpauze de motorventi-
lator (3) uitschakelen!
Het reguleren van de hoeveelheid
verf
• Door het draaien van de regulierschroef
(8) aan de handgreep, tijdens het sproe-
ien, kunt u de hoeveelheid verf variabel
instellen ( + / - ) .
• Probeer de verschillende instellingen uit
op een afvalstuk of op een stuk karton
door met een geringe hoeveelheid verf te
beginnen en de reguleerschroef (8) er
steeds verder uit te draaien, waardoor de
hoeveelheid verf wordt vergroot.
• Mocht bij geen enkele instelling van de
spuitstraal een bevredigend resultaat
worden bereikt, controleer dan of het
spuitmateriaal voldoende verdund is.
• Tip: De regulering met behulp van de
instelschroef (8) beïnvloedt de hoeveel-
heid verf. Door de hoeveelheid verf te
veranderen wordt het spuitbeeld beïn-
vloed, al naar gelang het spuitmateriaal en
de mate van verdunning daarvan.
Spuittechniek
• Bereid het te spuiten oppervlak zorgvuldig
voor. Het spuitresultaat hangt er in beslis-
sende mate van af, hoe glad en schoon
het te spuiten oppervlak is.
• Dek de aangrenzende, niet te spuiten
oppervlakken zorgvuldig af.
• Doe op een karton of een vergelijkbare on-
dergrond een spuitproef om de passende
instelling van het spuitpistool te vinden.
• Houdt het spuitpistool bij het spuiten altijd
horizontaal.
• Begin met spuiten zo mogelijk buiten het
spuitoppervlak en vermijd onderbrekingen
binnen het spuitoppervlak.
• Breng niet te veel verf op bij het spuiten,
om het uitlopen van de verf te vermijden.
Dat is bijzonder belangrijk bij loodrechte
oppervlakken.
• Beweeg het spuitpistool tijdens het spuiten
in een gelijkmatig tempo.
• Om tijdens het spuiten altijd dezelfde af-
stand tussen spuitpistool en oppervlak aan
te kunnen houden moet de spuitbeweging
niet uit de pols maar uit de arm komen.
• Spuit alle oppervlakken in kruisgang om
een optimaal spuitresultaat te bereiken.
Schoonmaken en onderhoud
Bewaar het spuitpistool altijd in compleet
gereinigde toestand.
LET OP: Het spuitpistool mag bij het schoon-
maken niet in vloeistof worden ondergedom-
peld.
1. Giet niet verbruikt spuitmateriaal terug in
het materiaalreservoir.
2. Reinig het verfreservoir en de stijgbuis
alvast met een kwast.
3. Vul het verfreservoir met de daarvoor ge-
schikte oplosmiddelen of water en spoel
hem grondig uit.
4. Spuit gedurende ca. 2-3 seconden oplos-
middel resp. water door het spuitpistool.
5. Herhaal deze procedure tot er alleen nog
maar helder oplosmiddel of water uit de
straalbuizen komt.
6. Demonteer de dopmoer en de lucht-
sproeier en maak alle onderdelen grondig
schoon.
7. Houd de afdichting van het verfreservoir
vrij van verfresten.