Het meten van de viscositeit
• Dompel de viscositeitmaatbeker (13) hele-
maal onder in het spuitmateriaal.
• Houd de maatbeker omhoog, meet intus-
sen de tijd (in seconden), tot de vloeistof-
draad afbreekt en vergelijk de gemeten
„uitlooptijd" met de viscositeitstabel.
• Verdun het spuitmateriaal stap voor stap,
tot de aangegeven uitlooptijd bij herhaalde
controle met de viscositeitmaatbeker is
bereikt.
Voorbereiding van het oppervlak
Verwijder alle sporen van roest of oude verf-
sporen. Slijp het oppervlak indien nodig af
met schuurpapier. Om grove oneffenheden te
verwijderen moet het oppervlak eventueel
worden geplamuurd.
Montage van het spuitpistool
• Haal de motorventilator (3), het verfspuit-
pistool (1), de luchtslang (2), de houder
(12) en de draaggordel voor de motorven-
tilator uit de verpakking.
• Verbind de luchtslang (2) met de ventilator
(3) door het opsteken en aandraaien van
de bajonetsluiting (11).
• Steek het andere eind van de luchtslang
(2) in de daarvoor bedoelde opening van
het spuitpistool (1).
• Steek de houder (12) van het spuitpistool
in de opening aan de zijkant van de kast
van de motorventilator.
• Bevestig de draaggordel aan de oogjes
aan de ventilatorkast en stel de draag-
gordel in op uw lichaamsgrootte, zodat
veilig werken is verzekerd.
Het instellen van de spuitstraal
Om de gewenste straal te kiezen de dopmoer
(7) losdraaien en door aan de luchtkap (6) te
draaien de gewenste positie instellen.
U hebt de keuze uit:
• horizontale straal
• verticale straal
Als de beide uitlaatopeningen van de luchtkap
(6) loodrecht staan, dan krijgt u een horizon-
tale spuitstraal. Staan de beide uitlaatopenin-
gen van de luchtkap horizontaal, dan krijgt u
een loodrechte spuitstraal.
Nadat u de luchtkap naar wens hebt ingesteld
trekt u de dopmoer (7) weer vast aan.
Let erop dat de luchtkap in een van de beide
mogelijke posities is ingeklikt.
In- en uitschakelen van de ventilator
• Druk de bedrijfsschakelaar (5) in pos. „I",
om het ventilator (3) in te schakelen.
• Druk de bedrijfsschakelaar (5) in pos. „O",
om het ventilator (3) uit te schakelen.
Tijdens het bedrijf van de motorventilator
komt er bij de luchtkap van het spuitpistool
continu lucht vrij!
Inbedrijfstelling
1. Verdun het spuitmateriaal overeenkomstig
de hierboven staande tabel.
2. Schroef het verfreservoir (10) van het verf-
spuitpistool (1), stel het reservoir (10) op
een vlakke ondergrond en vul het met het
spuitklare spuitmateriaal, waarbij u reke-
ning moet houden met de maximale hoe-
veelheid vulmateriaal.
3. Schroef het gevulde reservoir (10) weer
onder het spuitpistool vast.
4. Druk de bedrijfsschakelaar (5) aan de
ventilator (3) in pos. „ I ", om die in te
schakelen.