10.1.3 t
andzettIng
Bij een tandzetting staan de zaagtanden naar
buiten ten opzichte van het zaagblad, waardoor
een bredere zaagsnede ontstaat.
Verspringende tandzetting
De zaagtanden staan beurtelings naar links, naar
rechts en in het verlengde van het zaagblad.
Deze tandzetting is geschikt voor werkstukken met
een dikte van meer dan 5 mm. Gebruik dit type
zaagblad voor het zagen van staal, gietijzer en
harde non-ferrometalen.
Golvende tandzetting
De tandzetting volgt vloeiende lijnen.
Dit type zaagblad heeft meestal zeer kleine tanden
(fijne vertanding) en wordt hoofdzakelijk gebruikt
voor het zagen van pijpen en dunne balken (met
een dikte van 1 tot 3 mm).
Verspringende tandzetting (gegroepeerd)
Groepjes tanden wijzen afwisselend naar links of
naar rechts, met daartussen een rechte tand.
Dit zaagbladtype heeft een zeer fijne vertanding
en wordt gebruikt voor zeer dunne materialen
(minder dan 1 mm dik).
Afwisselende tandzetting (afzonderlijke tanden)
De zaagtanden staan beurtelings naar links of
naar rechts.
Dit type zaagblad wordt gebruikt voor het zagen
van zachte materialen (nonferro-), plastic en hout.
11. z
agen
Breng het bovenste deel van de zaaggeleiding zover naar beneden dat deze het werkstuk net niet raakt. Dit doet
u door vergrendeling voor de zaagdiepte los te draaien en de zaaggeleiding met het handwiel naar beneden te
draaien. Draai vervolgens de vergrendeling weer vast.
Stel de geleiding in op de juiste breedte door het breedste deel van het te zagen materiaal er tegen aan te plaatsen.
11.1 t
Ips voor geBruIk van de machIne
•
Het zaagblad moet met gelijkmatige bewegingen zagen.
•
Oefen een lichte druk op het werkstuk uit tijdens de bewerking.
•
Hou het werkstuk met 2 handen vast tijdens de bewerking. Gebruik een duwhout om kleine of smalle
werkstukken te zagen.
•
Het zaagblad moet scherp en onbeschadigd zijn.
•
Kies het juiste zaagblad voor de bewerking. De keuze wordt mede bepaald door de dikte van het werkstuk en
het soort materiaal. Hoe dunner en harder het werkstuk, hoe fijner de tandsteek moet zijn.
•
Gebruik altijd de (langs)geleider.
11.2 v
erstekzagen
Maak een proefsnede terwijl de verstekschaal in de 0-positie staat en controleer of de snede haaks is. Als dit niet het
geval is, maakt u de schroef van de aanwijzer los en verstelt u deze. Met de verstekschaal kunt u onder elke gewenste
hoek zagen. Zet de schaal in de juiste hoek en maak de zaagsnede, waarbij u het materiaal goed tegen de schaal
houdt.
WIJZIGINGEN EN T YPEFOUTEN VOORBEHOUDEN
11