Bronsysteem
Collector
Type
Grondwarmte, aan-
bevolen collector-
lengte (m)
24 kW
3x350-4x400
30 kW
3x450-4x450
40 kW
4x500-6x500
60 kW
6x450-8x450
Bij gebruik van PEM-slang 40x2,4 PN 6,3.
Dit zijn ruwe voorbeeldwaarden. Bij installatie moeten
de juiste berekeningen worden uitgevoerd aan de hand
van de omstandigheden ter plaatse.
LET OP!
De lengte van de collectorslang varieert en is
afhankelijk van de eigenschappen van gesteen-
te/bodem, de klimaatzone en het afgiftesys-
teem (radiatoren of vloerverwarming).
Max. lengte per lus voor de collector mag niet meer zijn
dan 500 m.
De collectoren moeten altijd parallel worden aangesloten
met de mogelijkheid om de aanvoer voor de betreffende
lus(sen) bij te stellen.
Bij horizontale collector moet de slang op een diepte
worden aangebracht die wordt bepaald door de omstan-
digheden ter plaatse en moet de afstand tussen de
slangen minstens 1 meter zijn.
Voor meerdere boorgaten moet de afstand tussen de
gaten worden bepaald aan de hand van de omstandig-
heden ter plaatse.
Zorg ervoor dat de horizontale collectorslang voortdu-
rend omhoog loopt naar de warmtepomp. Hierdoor
worden luchtbellen in het systeem voorkomen. Indien
dit niet mogelijk is, dienen er ontluchtingsmogelijkheden
te worden aangebracht.
Omdat de temperatuur van het bronsysteem tot onder
0 °C, kan dalen, moet het tegen bevriezing worden be-
veiligd tot -15 °C. Een goede richtwaarde voor het bere-
kenen van het volume is 1 liter voorgemengde bronvloei-
stof per meter collectorslang (bij gebruik van PEM-slang
40x2,4 PN 6,3).
LET OP!
Omdat de temperatuur van het bronsysteem
varieert al naargelang de warmtebron, moet
het menu 5.1.7 "bronpomp al.instelling" worden
ingesteld op de juiste waarde.
18
Hoofdstuk 4 |
Aansluiting van de leidingen
Gesteentewarmte,
aanbevolen actieve
boordiepte (m)
2x180-3x180
3x150-5x150
4x170-5x200
6x150-8x180
Het bronsysteem aansluiten
De leidingaansluitingen zitten aan de achterkant van
■
de warmtepomp.
Isoleer alle binnenleidingen voor de bronvloeistof te-
■
gen condensatie.
Voorzichtig!
Er kan condens van het expansievat druppelen.
Plaats het reservoir daarom zodanig dat andere
apparatuur niet kan worden beschadigd.
LET OP!
Monteer indien nodig ontluchtingskleppen in
het bronsysteem.
Geef op het bronsysteem aan welk antivriesmiddel er
■
is gebruikt.
Installeer de meegeleverde veiligheidsklep bij het ex-
■
pansievat, zoals aangegeven in de schematische
weergave. De afvoerleiding moet over de hele lengte
vanaf het overstortventiel omlaag lopen om waterzak-
ken te voorkomen. Bovendien moet de leiding vorstvrij
zijn aangelegd.
Installeer afsluiters zo dicht mogelijk bij de warmte-
■
pomp, zodat de aanvoer naar afzonderlijke compres-
sormodules kan worden uitgeschakeld. Er zijn extra
veiligheidskleppen nodig tussen het vuilfilter en afslui-
ters (volgens de schematische weergave).
Monteer het bijgeleverde vuilfilter op de binnenkomen-
■
de leiding.
Breng de meegeleverde terugslagkleppen aan in de
■
uitgaande toevoerleiding.
Bij een open grondwatersysteem moet er, met het oog
op verontreiniging en bevriezingsgevaar in de verdam-
per, een tussenliggend en tegen bevriezing beveiligd
circuit worden geïnstalleerd. Hiervoor is een extra
warmtewisselaar nodig.
P
NIBE F1345