6. Druk op <Opties> → Opslaan als → <Ja> als
u klaar bent met aanpassen.
7. Geef een nieuwe bestandsnaam voor de
afbeelding op en druk op <Opties> →
Opslaan.
Afbeeldingen transformeren
1. Selecteer Extra's → Afbeelding bewerken in
de menustand.
2. Druk op <Opties> → Nieuwe afbeelding →
Openen of Foto nemen.
3. Selecteer een afbeelding of maak een nieuwe
foto.
4. Druk op <Opties> → Transformeren →
Grootte wijzigen, Draaien of Spiegelen.
5. Roteer of spiegel de afbeelding naar wens
met behulp van de navigatietoets, en druk op
<Gereed>.
Als u de grootte wilt wijzigen, selecteert u een
grootte en drukt u op <Ja>. Ga verder naar
stap 7.
6. Druk op <Opties> → Opslaan als → <Ja> als
u klaar bent met transformeren.
7. Geef een nieuwe bestandsnaam voor de
afbeelding op en druk op <Opties> →
Opslaan.
Een afbeelding bijsnijden
1. Selecteer in de menustand Extra's →
Afbeelding bewerken.
2. Druk op <Opties> → Nieuwe afbeelding →
Openen of Foto nemen.
3. Selecteer een afbeelding of maak een nieuwe
foto.
4. Druk op <Opties> → Bijsnijden.
53