5 Bediening
Dit hoofdstuk beschrijft de handelingen die bij de inzet van het
apparaat veelvuldig worden uitgevoerd.
5.1
Voeler aansluiten
Insteekvoeler
Insteekvoelers dienen aangesloten te worden voordat het
apparaat ingeschakeld wordt, omdat deze door het apparaat
herkend worden.
➤ Aansluiting van de voeler in de voeleraansluiting op het
apparaat steken.
Radiografische voeler
Radiografische voelers mogen alleen toegepast worden in
landen waar ze toegelaten zijn (zie gebruiksaanwijzing van de
radiografische voeler).
Om een radiografische voeler toe te kunnen passen is een
radiografische module vereist (optie). De radiografische module
dient voor het inschakelen van het meetapparaat aangesloten te
worden, omdat deze door het meetapparaat herkend wordt.
Iedere radiografische voeler bezit een voeler-ID
(identificatienummer), deze moet in de configuratiemodus
ingesteld worden.
➫ Zie hoofdstuk 5.4 I
5.2
Meetapparaat in-/uitschakelen
➣ Apparaat inschakelen
➤
- De actuele meetwaarde wordt weergegeven, of --- wordt
weergegeven als er geen meetwaarde beschikbaar is.
➣ Apparaat uitschakelen
➤
8
NSTELLINGEN
indrukken.
ca. 2s ingedrukt houden tot de display uit gaat.
.
5. bediening