R A C Y q < I B Q i C \ E x Q X > P D N J
De belichting (belichtingscorrectie) instellen
U kunt de algehele helderheid van de opname aanpassen.
4
Met deze functie kunt u opzettelijk over- of onderbelichte opnamen maken.
1
Druk in de stand A op de knop 3.
Het menu [A Opnemen] verschijnt.
2
Selecteer [Belichtingscorrectie]
met de vierwegbesturing (23).
3
Selecteer de LW-waarde met
de vierwegbesturing (45).
De geselecteerde LW-waarde wordt opgeslagen.
Kies een positieve (+) waarde voor lichtere opnamen.
Kies een negatieve (–) waarde voor donkerdere opnamen.
U kunt een belichtingscorrectiewaarde kiezen tussen –2,0 en +2,0 LW
in stappen van 1/3 LW.
4
Druk op de knop 3.
De instelling is gereed en de camera keert terug naar de opnamestand.
• Als u de belichtingscorrectiefunctie vaak gebruikt, kunt u tijd besparen door de functie
toe te wijzen aan de knop Snelinstelling. (blz.58)
• Door middel van het histogram worden lichte en donkere gedeelten weergegeven
op de LCD-monitor, waardoor u de belichting kunt controleren. (blz.84)
• De belichtingscorrectiefunctie is niet beschikbaar in de functie y of A.
De belichtingscorrectiewaarde opslaan 1
82
MENU
2, 3
1, 4
blz.103
Opnemen
1/3
6
Opnamepixels
M
Kwaliteitsniveau
AWB
Witbalans
Autom. belicht.
ISO
Gevoeligheid
AUTO
Einde
MENU
Opnemen
2/3
0.0
Belicht. corr.
AF
AF-instelling
Video
Intervalopname
Digitale zoom
Einde
MENU
z R
0.0