Inhoudsopgave
Advertenties
LET OP! Gebruik de meegeleverde stroomklemmen met de juiste wikkelverhoudingen. Het
gebruik van andere stroomklemmen kan tot doorbranden van de module leiden.
Bovenstaande figuur suggereert dat de CT-aansluitngen boven moet worden aangesloten. Per
situatie kan de handigste orientatie worden gekozen. De voeding (N en L1) en Modbus (G, A,
B) kunnen soms handiger boven aangesloten worden en CT-aansluitingen juist onderin omdat
deze dan misschien dichter bij de hoofdschakelaar zitten en de draden gemakkelijker door de
meterkast heen kunnen worden geleid.
5.3. Controle werking
Als de aanpassingen in de meterkast zijn uitgevoerd en de voedingskabel en datakabel aan
beide kanten zijn aangesloten kan de aardlekautomaat worden geactiveerd.
LET OP! De installatie staat nu dus onder stroom dus neem de noodzakelijke
veiligheidsmaatregelen die voor het werken met elektrische installaties gelden. Zie de tips voor
veiligheid aan het begin van dit document.
Laadstation
Het SlimLaden!-laadstation staat standaard ingesteld op "plug & charge" en maximaal 3x16A
laden. U kunt nu een elektrisch voertuig of laadpunttester aansluiten. Als de verbindingen
correct zijn gemaakt zal het laadstation de spanning op de uitgaande fase-draden zetten en
zal de auto gaan laden of de laadtester zal aangeven dat het laadstation correct is
aangesloten.
Controle-lampjes op het board van het laadstation
Rode LED:
o brandt continue : er is een fout opgetreden
o verschillende volgorde aan/uit : fout-code (expert-functie)
Groene LED:
o brandt continue: laadstation is gestart, klaar voor laden
o kort aan, kort uit : laadkabel aangesloten
o kort aan, lang uit : 1 fase laden gestart
o 2x kort aan, lang uit : 3 fase laden gestart
Als het SlimLaden!-laadstation correct lijkt te werken moet de WiFi-module worden ingesteld.
WiFi-module
Advertenties
Inhoudsopgave
