Combisensor
GIRA
Info
Gebruiksaanwijzing
• Montage in gebruikspositie overeenkomstig af-
beelding
.
• Voor montage op een mastbuis (Ø 35 ... 50 mm)
wordt de sensor geleverd met een Nirosta-bevesti-
gingsbeugel.
Montage zie afbeelding
• De combisensor mag nergens door obstakels resp.
schaduwwerpende constructies in zijn werking
worden belemmerd.
• Bij montage van de combisensor vóór een wand
dient een minimumafstand van 0,5 m te worden
aangehouden, om vertekening van de meetwaar-
den door verstoring van de sensors te vermijden.
• Om de helderheidssensors de stand van de zon
exact te kunnen laten meten, dient de combisensor
met behulp van een kompas zodanig te worden uit-
gericht, dat het neerslagvenster naar het noorden
wijst (afbeelding
). In dat geval is een correcte
toewijzing van de helderheidssensors aan de bijb-
horende hemelrichtingen gewaarborgd.
• Om een vlekkeloze windsnelheidsmeting te waar-
borgen, moet het windmolentje soepel kunnen
draaien. Dit kan bij geringe windsnelheden met het
blote oog gecontroleerd worden.
• De behuizing zo veel mogelijk stofvrij houden, om
vertekening van de meetwaarden te voorkomen.
Tijdens bedrijf zorgt regen grotendeels voor zelf-
standige, uitwendige reiniging van de behuizings-
vlakken.
Aansluiting
• De combisensor is met een 10 m lange aansluitka-
bel uitgerust.
De kabel mag tot max. 50 m worden verlengd (ad-
vies: LiYCY, 6 x 0,25 mm
• Sluit de combisensor op het weerstation (afb.
aan.
(a) roze:
voeding 24 V AC/DC, 600 mA
(b) grijs:
voeding massa
(c) geel-groen:afscherming
(1) groen:
systeemspanning 24 V DC, >15 mA
(2) geel:
data
(3) wit:
sync.
(4) bruin:
systeemmassa
• Indien mogelijk sluit u de afscherming van de com-
bisensor (geel-groen, (c)) aan op aardpotentiaal
(niet op massa of GND!). Is dit niet mogelijk, mag
de afscherming niet worden aangesloten.
Bij aansluiting van de afscherming op massa of
GND is een storingvrij bedrijf niet gewaarborgd.
Combisensor
.
2
, afgeschermd).
)
10/07
Blz: 2 van 5