1.2
Beoogd gebruik
Mogelijk verkeerd
gebruik
1.3
Omgeving
☞
Omgeving
6
Definities voor gebruik
Meten van ruwe data aan de hand van het draaggolf- en codesignaal van
•
GNSS-satellieten
Het rekenen met software.
•
Het vastleggen van metingen.
•
Vastleggen van GNSS en puntgerelateerde gegevens.
•
Het uitvoeren van meettaken met behulp van diverse GNSS meettechnie-
•
ken.
Datacommunicatie met externe apparatuur.
•
Gebruik van het instrument zonder de noodzakelijke instructie.
•
Toepassing buiten de gebruiksgrenzen.
•
Het onklaar maken van veiligheidsvoorzieningen.
•
Het verwijderen van waarschuwingsstickers.
•
Openen van het instrument met gereedschap (schroevendraaier, enz.),
•
tenzij dit nadrukkelijk is toegestaan voor bepaalde functies.
Modificatie of aanpassing van het instrument.
•
Gebruik na ontvreemding.
•
Gebruik van instrumenten met zichtbare schade of defecten.
•
Gebruik van accessoires van andere fabrikanten zonder de nadrukkelijke
•
toestemming vooraf van Leica Geosystems.
Onvoldoende veiligheidsmaatregelen op de werklocatie.
•
Besturen van machines, bewegende objecten of soortgelijke monitoring-
•
toepassingen zonder extra controle- en veiligheidsvoorzieningen.
Beperkingen in het gebruik
Geschikt voor gebruik in atmosferen bestemd voor permanente menselijke
bewoning; niet geschikt voor gebruik in een agressieve of explosieve omge-
ving.
WAARSCHUWING
Werken in gevaarlijke explosieve omgevingen of vlakbij elektrische
installaties of soortgelijke situaties
Levensgevaar.
Voorzorgsmaatregel:
▶
Plaatselijke veiligheidsautoriteiten en veiligheidsexperts moeten worden
benaderd door de persoon die voor het product verantwoordelijk is alvo-
rens te gaan werken in een dergelijke omgeving.
Het onderstaande advies is alleen van toepassing op acculaders, voedings-
adapters en autoadapters.
Alleen geschikt voor gebruik in droge omgevingen en niet onder slechte
omstandigheden.
Veiligheidsvoorschriften