Op de montageplek moet aan de omgevingsvoorwaarden van de inverter wor-
den voldaan.
Als de inverter op de buitenmuur van een veestal wordt gemonteerd, moet er
tussen de inverter en de ventilatie- en gebouwopeningen een minimale afstand
van 2 m in alle richtingen worden aangehouden.
Op de montageplaats mogen ammoniak, bijtende dampen, zouten of zuren
geen extra overlast bezorgen.
10
Max. omgevingstemperatu-
ren:
-25 °C / +50 °C
Relatieve luchtvochtigheid:
0 - 100%
De richting van de lucht-
stroom binnen de inverter
verloopt van links naar bo-
ven (toevoer van koude lucht
links, afvoer van warme
lucht boven).
De afgevoerde lucht kan een
temperatuur van 70 °C be-
reiken.