Bedieningshandleiding
Transmissieschakelaars en veiligheidstransmissieschakelaars
4. Elektrische aansluiting
4.1 Algemene opmerkingen betreffende de elektrische aansluiting
De elektrische aansluiting mag uitsluitend in spanningsloze
toestand door gemachtigd en gekwalificeerd personeel
uitgevoerd worden.
Voor de kabelinvoer moeten geschikte kabelwartels met aangepaste
beschermingsgraad in de aanwezige tapgaten gebruikt worden. De
in de fabriek aangebrachte kunststofpluggen dienen uitsluitend als
transport- en stofbeveiliging. Ongebruikte, open invoeropeningen
moeten met een blindstop afgedicht worden. Na de bedrading
moet het binnenwerk van de schakelaar verplicht gereinigd worden
(bijv. verwijderen van kabelresten), omdat vreemde objecten het
schakelvermogen van de schakelelementen kunnen beïnvloeden.
Een extreem sterk aanspannen van de dekselschroeven kan de
afdichtende werking verminderen en moet dus vermeden worden.
5. Bijzonderheden van de transmissieschakelaar G 50-2047
De voorgaande paragrafen zijn eveneens van toepassing voor de
veiligheidsschakelaar G 50-2047 voor studio- en platformbouw of
in evenementengebouwen; dit betekent dat men voor de instelling
volgens hetzelfde principe tewerk gaat, echter rekening houdend met
de bijbehorende mechanische gegevens. De mechanische gegevens
voor dit type schakelaar (G50) vindt u in Tabel 2.
De noodeindschakelaars moeten zo opgesteld worden
dat bij een maximale snelheid van de machinetechnische
installatie en de te verwachten vertragingstijd in het
systeem de machinetechnische installatie veilig tot
stilstand komt voordat zij in de vaste constructiedelen (bijv.
spindeleinde) binnendringt. Bij een noodeinduitschakeling
moet stopcategorie 0 werkzaam worden. De uitvoering van
besturingsfuncties moet essentieel gekozen worden zoals
beschreven in DIN EN 60204-32.
De transmissieschakelaar is als versie G 50-2047-1 met moer en
pasveer volgens DIN 6885 Bl. 1 of als versie G 50-2047-2 met
verkorte as en boorgat 4 H11 geproduceerd. De as en het wormwiel
zijn vormgesloten met elkaar verbonden. De schakelaar wordt
geleverd met een 90° nokkenschijf met frontale instelling. Alleen
interne schakelaars, dwz schakelaar geïnstalleerd in positie 4, mogen
als noodeindschakelaar gebruikt worden. Per kant mag maximaal
1 schakelaar Z 6881-11-1 op positie 4 geïnstalleerd worden (zie
afbeelding "Positie van de noodeinschakelaar").
5.1 Instructies voor het kiezen en instellen
Om de veilige werking van een installatie te garanderen mogen
bepaalde minimumveiligheidsafstanden tussen de vaste delen van
de omgeving en de bewegende delen niet overschreden worden.
Deze veiligheidsafstanden worden door de schakelpunten van
de noodcontacten en de voorgeschakelde werkcontacten van de
transmissieschakelaar gewaarborgd. De mogelijke verschuivingen
van de schakelpunten worden in een testreeks tijdens de keurig
berekend. Met de nuttige weg (Lmax) van de transmissieschakelaar als
referentiepunt, zijn de mogelijke verschuivingen als volgt:
Werkcontacten:
y1 = 0,56 % van Lmax
Noodcontacten (type Z):
y2 = 0,68 % van Lmax
Om de transmissieschakelaar correct te gebruiken volgens de vereisten
van BGV C1 en de typekeuring moeten de afstanden y1 en y2 verplicht
aangehouden worden
De instelinstructie met de benodigde afmetingen wordt op de afbeelding
pagina 6 getoond.
Voor de keuze van de transmissieschakelaar en voor de berekening
van de schakelpuntinstellingen geldt:
L:
Benodigde operationele verplaatsingsweg
L
: Traject tussen de vaste onderdelen in de eindposities
fest
L
: Maximaal beschikbare verplaatsingsweg van de transmissieschakelaar
max
U
: Benodigde omwentelingen voor het verplaatsingstraject van een
ben
voorziening
U
: Nuttige omwentelingen van de transmissieschakelaar volgens Tabel 2
Nutz
N
: Naloopweg van de aandrijving na uitschakeling van de volle snel-
A,B
heid afhankelijk van de rijrichting en de lasttoestand
D:
Diameter van het laatste draaiende onderdeel van de voorziening
(bijv. kabeltrommel, tandwiel) voor het in werking treden van de
transmissieschakelaar
i
:
Overzetting bijv. tussen kabeltrommel en transmissieschakelaar
E
Benodigde omwentelingen voor de vereiste operationele
verplaatsingsweg:
L
π · D · i
E
U
moet kleiner zijn dan de nuttige omwentelingen U
ben
Tabel 2 voor type G 50 kolom Z.
Positie van de noodeindschakelaar
Legende
1
Gebruik alleen interne schakelaars als noodeindschakelaar
1
2
Legende
1
vast onderdeel
2
vast onderdeel bijv. platform
3
Positie van het werkcontact
4
Positie van het noodcontact
L
operationele verplaatsingsweg
L
Nuttige verplaatsingsweg transmissieschakelaar
max
NL
G50/150
G50-2047
(Gl. 1)
in
nutz
1
1
5