Gedetailleerde instellingen voor verscheidene
functies (Utility scherm)
Hoe instellingen gemaakt worden
1.
Vanuit het Tone scherm drukt u op de [FUNCTION] knop om Function aan te zetten.
De [FUNCTION] knop is verlicht.
fig.Util-1.eps
2.
Druk op de [F4 (UTILITY)] knop.
fig.Util-2.eps
3.
Het Utility scherm verschijnt.
Gebruik de [F3 (▲) / [F4 (▼) knoppen of de [VALUE] draaiknop om een groep te selecteren.
fig.Util02.eps
4.
Druk op de [ENTER] knop of de [F1 (ENTER)] knop om de parameters binnen de betreffende groep te bekijken.
5.
Gebruik de [F3 (▲) / [F4 (▼) knoppen om een parameter binnen de groep te selecteren.
fig.Util03.eps
6.
Draai aan de [VALUE] knop om de waarde aan te passen.
U kunt op de [F2 (RESET)] knop drukken om naar de oorspronkelijke waarde terug te keren.
Het simpelweg veranderen van de waarde leidt er niet toe dat de verandering wordt onthouden. U moet de Write handeling
uitvoeren om de verandering in de geschikte geheugenlocatie voor de betreffende parameter op te slaan. Kijk bij 'Parameters
die ingesteld kunnen worden' (p.78) voor de geheugen locaties en procedure voor elke parameter.
7.
Druk op de [EXIT] knop om naar het vorige scherm terug te keren.
76