Inhoudsopgave
Advertenties
KLEPAFVOERSLANG INSTALLEREN
OPMERKING: Zie klepafvoeropties op pagina 2.
1. Meet de afstand en snijd de (bijgeleverde) afvoerlei-
ding met diameter 9,5 mm op de juiste lengte. Sluit
vervolgens de afvoerleiding aan op de afvoerfitting
van de waterontharderklep. Gebruik een slangklem
om de slang vast te zetten.
BELANGRIJK: Als een onbuigzame afvoerleiding
wordt voorgeschreven, raadpleegt u
het gedeelte "Eisen met betrekking tot
de klepafvoer".
2. Voer de afvoerslang (of een onbuigzame leiding)
naar het afvoerputje. Maak de afvoerslang vast. Zo
vermijdt u dat het toestel gaat trillen of schokken
tijdens het regeneratieproces. Zorg voor een mini-
male luchtspeling van 4 cm om eventuele terug-
stroming van rioolwater te voorkomen. Zie het
gedeelte "Eisen met betrekking tot de luchtspeling".
OPMERKING: Naast een vloerputje kunt u ook een
waskuip of standpijp gebruiken als
afvoerpunt voor deze slang. Gebruik
geen te lange afvoerslang en plaats
de afvoerslang niet hoger dan 2,5 m
boven de vloer.
OVERLOOPSLANG ZOUTOPSLAGTANK
INSTALLEREN
1. Meet de afstand en snijd de (bijgeleverde) afvoerlei-
ding met diameter 9,5 mm op de juiste lengte. Sluit
vervolgens de afvoerleiding aan op de overloopel-
leboog van de zoutopslagtank en zet deze vast met
een slangklem.
2 Voer de slang naar het afvoerputje, of naar een
ander geschikt afvoerpunt dat niet hoger ligt dan de
afvoerfitting op de zoutopslagtank (dit is een gravitai-
re afwatering, d.w.z. door middel van zwaartekracht).
Als de tank met te veel water wordt gevuld, kan het
overtollige water naar het afvoerpunt stromen. Snijd
de afvoerleiding op de gewenste lengte en leg de
leiding zo dat deze niet hindert.
BELANGRIJK: Om ervoor te zorgen dat de wateront-
harder goed werkt, mag u de afvoer-
leiding van de waterontharderklep niet
aansluiten op de overloopslang van de
zoutopslagtank.
Installatie-instructies
6
CONTROLE OP LEKKEN
Om te voorkomen dat luchtdruk in de waterontharder
en leidingen schade veroorzaakt aan de sanitaire
installaties, voert u volgende stappen uit in de hieron-
der aangegeven volgorde:
1. Draai twee of meer kranen voor onthard koud water
dicht bij de waterontharder en stroomafwaarts ervan
volledig open.
2. Plaats de enkelvoudige of drievoudige bypassklep in
de stand "BYPASS". Zie figuur 6 en 7 op pagina 3.
3. Draai de hoofdwaterkraan langzaam open. Laat het
water stromen tot er een constante stroom zonder
luchtbellen uit de geopende kranen komt.
4. Plaats de bypassklep(pen) als volgt in de stand
"SERVICE" of in de stand voor zacht (onthard)
water:
= Enkelvoudige bypassklep: Beweeg de klepstang
langzaam naar de stand "SERVICE". Houd enke-
le keren halt zodat de waterontharder zich met
water kan vullen.
= Drievoudige bypassklep: Draai de bypassklep
volledig dicht en zet de uitlaatklep open. Zet de
inlaatklep langzaam open. Houd enkele keren
halt zodat de waterontharder zich met water kan
vullen.
5. Na een drietal minuten draait u een warmwater-
kraan open tot er een constante stroom zonder
luchtbellen uitstroomt. Draai deze kraan vervolgens
weer dicht.
6. Draai alle koudwaterkranen dicht en controleer of de
leidingaansluitingen die u hebt gemaakt lekvrij zijn.
7. Controleer of de clips bij de in- en uitlaat van de
waterontharder lekken. Als u een lek vaststelt, moet
u alvorens de clip te verwijderen de leidingdruk afla-
ten door de hoofdwaterkraan dicht te draaien en de
waterkranen open te draaien. Om de clips bij de
in- en uitlaat van de waterontharder te verwijderen,
duwt u het enkelvoudige bypasskleplichaam naar
de waterontharder (zie figuur 14). Als u de clips niet
op de juiste manier verwijdert, kunnen ze bescha-
digd raken. Beschadigde clips mag u niet opnieuw
gebruiken.
Advertenties
Inhoudsopgave
