PLAATSVEREISTEN
Houd bij de keuze van de plaats van installatie van de
waterontharder rekening met alle volgende punten.
= Installeer de waterontharder niet op plaatsen waar
temperaturen beneden het vriespunt voorkomen.
Probeer geen water te behandelen dat warmer is
dan 49 ºC. Schade veroorzaakt door bevriezing of
heet water valt niet onder de garantie.
= Om al het huishoudelijk water te behandelen,
installeert u de waterontharder dicht bij de water-
toevoer en stroomopwaarts van alle andere aan-
gesloten leidingen, behalve die voor buitenkranen.
Buitenkranen moeten op hard water aangesloten
blijven, om verspilling van behandeld water en zout
te vermijden.
= Er is een nabijgelegen afvoer nodig om regeneratie-
water te lozen. Gebruik een afvoerputje, waskuip,
reservoir, standpijp of andere afvoervoorzieningen
(controleer de lokale voorschriften). Zie het gedeel-
te "Eisen met betrekking tot de luchtspeling" en
"Eisen met betrekking tot de klepafvoer".
= De waterontharder wordt via een bijgeleverde plug-
in netadapter gevoed met 24 VDC. Zorg voor een
stopcontact van 220-240 V/50 Hz in de buurt con-
form de nationale en lokale elektriciteitsvoorschrif-
ten.
= Installeer de waterontharder steeds tussen de
watertoevoer en de boiler. Andere waterbehande-
lingsapparatuur moet tussen de watertoevoer en de
waterontharder worden geïnstalleerd (zie figuur 3
hieronder).
= Plaats het toestel niet in direct zonlicht. Overmatige
zonnewarmte kan leiden tot vervorming of andere
beschadiging van niet-metalen onderdelen.
CORRECTE INSTALLATIEVOLGORDE VAN WATERBEHANDELINGSAPPARATUUR
Onbehandeld water
naar buitenkranen
Koud water
naar woning
Warm water
naar woning
Boiler Waterontharder
Installatievereisten
Luchtspeling
van 4 cm
Optioneel
sediment-
filter
2
VOORSCHRIFTEN BETREFFENDE
SANITAIRE INSTALLATIES
Alle sanitaire installaties moet worden uitgevoerd in
overeenstemming met nationale en lokale voorschrif-
ten voor sanitaire installaties.
EISEN MET BETREKKING TOT DE
LUCHTSPELING
Er is een nabijgelegen afvoer nodig om het regenera-
tiewater van de waterontharder te lozen (zie figuur 2).
Een afvoerputje vlak bij de waterontharder heeft de
voorkeur. Andere afvoermogelijkheden zijn een was-
kuip, standpijp enz. Zet de klepafvoerslang vast. Laat
een luchtspeling van 4 cm tussen het uiteinde van de
slang en de afvoer. Deze opening is nodig om te ver-
hinderen dat er rioolwater terugstroomt naar de water-
ontharder. Steek het uiteinde van de afvoerslang niet
in de afvoer.
Afvoerslang
AFVOERPUTJE
STANDPIJP
Stadswatervoorziening
Druktank
OF
Putwatervoorziening
Putpomp
Afvoerslang
Afvoerslang
Luchtspeling
van 4 cm
Luchtspeling
van 4 cm
WASKUIP
FIG. 2
FIG. 3