Onderhoud
Voer, voordat u onderhoud gaat uitvoeren, de
Drukontlastingsprocedure uit. Zie pagina 13.
OPMERKING: voor meer gedetailleerde uitleg over
motoronderhoud en -specificaties, zie de meegeleverde
gebruikershandleiding voor de Honda-motor.
DAGELIJKS: Controleer het oliepeil in de motor;
vul zo nodig bij.
DAGELIJKS: controleer de slang op slijtage en
beschadiging.
DAGELIJKS: controleer of alle slangkoppelingen goed
vast zitten.
DAGELIJKS: Controleer of de veiligheidsfuncties van
het pistool goed werken.
DAGELIJKS: controleer of het drukontlastingsventiel
goed werkt.
DAGELIJKS: Controleer de brandstoftank en vul deze.
DAGELIJKS: controleer het peil van de TSL in de
pakkingmoer van de verdringerpomp. Vul indien nodig de
moer. Laat TSL in de moer zitten om te voorkomen dat
vloeistof aankoekt op de zuigerstang en dat pakkingen te
snel slijten en om corrosie van de pomp te voorkomen.
NA DE EERSTE 20 GEBRUIKSUREN:
tap de motorolie af en vul weer met schone olie. Zie de
Gebruikershandleiding voor Honda-motoren voor de
juiste viscositeit van de olie.
WEKELIJKS: verwijder het deksel van het luchtfilter van
de motor en reinig het element. Vervang het element,
indien nodig. Als u in een ongebruikelijk stoffige
omgeving werkt, moet u het filter dagelijks controleren
en zo nodig vervangen.
Vervangingselementen zijn verkrijgbaar bij uw
plaatselijke HONDA-dealer.
NA ELKE 100 GEBRUIKSUREN:
ververs de motorolie. Zie de Gebruikershandleiding voor
Honda-motoren voor de juiste viscositeit van de olie.
BOUGIE: Gebruik alleen bougies van het type
BPR6ES (NGK) of W20EPR-U (NIPPONDENSO).
De elektrodeafstand van de bougie moet 0,028 tot
0,031 in. (0,7 tot 0,8 mm) zijn. Gebruik een bougiesleutel
om een bougie te verwijderen of aan te brengen.
3A6405B
Gebruik de meegeleverde trechter voor motorolie als
u olie aftapt.
OLIETRECHTER
Onderhoud
ti23054a
27