Handleiding - BMV-712 Smart
• Middelpuntspanning (wanneer de AUX-ingang ingesteld werd op "Middelpunt").
• Hoge en lage accutemperatuur (wanneer de AUX-ingang ingesteld werd op "Temperatuur").
Het alarm gaat af wanneer de waarde een ingestelde drempelwaarde bereikt en het alarm stopt wanneer de waarde weer binnen
de norm ligt. De drempels zijn instelbaar. Raadpleeg voor meer informatie hoofdstuk
Alarminstellingen
[34].
De alarmmelding wordt weergegeven op de hoofdunit, een zoemer is te horen, het achtergrondlicht van beeldscherm knippert
en het alarmpictogram is zichtbaar op het beeldscherm. Een alarm wordt erkend wanneer een knop ingedrukt wordt. Het
alarmpictogram wordt echter weergegeven zolang de alarmtoestand blijft. Het programmeerbare relais kan geactiveerd worden,
afhankelijk van de instelling van de alarminstellingen.
Het alarm is ook een software-alarm
Wanneer verbinding wordt gemaakt met de VictronConnect-app en er een alarm actief is, wordt de alarmmelding weergegeven
in de app. Of, wanneer de accubewaker verbonden is met een GX-apparaat kan een alarmmelding weergegeven worden op het
GX-apparaat of op het VRM-portaal.
In het geval van de VictronConnect-app wordt een alarm bevestigd wanneer een knop wordt ingedrukt. En op een GX-apparaat
wordt een alarm bevestigd wanneer het bekeken wordt in meldingen. Het alarmpictogram wordt weergegeven zolang de
alarmtoestand blijft bestaan.
Links: alarm weergegeven in de VictronConnect-app. Rechts: alarm weergegeven op een GX-apparaat.
5.7. Het synchroniseren van de accubewaker
Voor een betrouwbare aflezing moet de laadstatus, zoals weergeven door de accubewaker, regelmatig zichzelf synchroniseren
met de werkelijke laadstatus van de accu. Dit om te voorkomen dat de "laadstatus"-waarde na verloop van tijd zal afwijken. Een
synchronisatie zal de laadstatus van de accu terugzetten naar 100 %.
5.7.1. Automatische synchronisatie
Synchronisatie is een automatisch proces en zal plaatsvinden wanneer de accu volledig is opgeladen. De accubewaker zal
enkele parameters bekijken om na te gaan of de accu volledig is opgeladen. De accubewaker zal overwegen of de accu volledig
is opgeladen wanneer de spanning een bepaalde waarde heeft bereikt en de stroom gedurende een bepaalde tijd onder een
bepaalde waarde is gedaald.
Deze parameters zijn:
• Geladen spanning - de druppelspanning van de acculader.
• Staartstroom - een percentage van de accucapaciteit.
• Geladen detectie tijd - de tijd in minuten.
Zodra aan deze 3 parameters is voldaan, stelt de accubewaker de laadstatus waarde in op 100% waardoor de laadstatus is
gesynchroniseerd.
Voorbeeld:
In het geval van een 12 V-accu herstelt de accubewaker de laadstatus van de accu op 100 % wanneer aan al deze parameters is
voldaan:
• De spanning overschrijdt 13,2 V,
• de laadstroom minder is dan 4,0 % van de totale accucapaciteit (bv. 8 A voor een 200 Ah-accu) en
• Er zijn 3 minuten verstreken terwijl er zowel aan de spanning als aan de stroom voorwaarden wordt voldaan.
Als de accubewaker geen regelmatige synchronisatie uitvoert, begint de waarde van de laadstatus na verloop van tijd
te verschuiven. Dit komt door de kleine onnauwkeurigheden van de accubewaker en door de schatting van het
Peukert-
exponent
[45]. Zodra een accu volledig opgeladen is en de acculader bij het druppellaadstadium is aangekomen, is de accu
volledig opgeladen en wordt de accubewaker automatisch gesynchroniseerd en de waarde van de laadstatus op 100 % ingesteld.
Pagina 23
Bediening