BMC 1024
8.4
Functies van het bedieningsmenu "Test en statistiek"
8.4.1
Testprocedure - functie 21
Na de keuze van deze functie wordt de testprocedure voor de BMC en de bijbehorende modulen gestart. Alle
comparatoren van de meldergroepen en de opties (bijv. DM-doormeldmodule) worden qua functionaliteit
beproefd.
Wanneer er een defect aanwezig is van een module of een ingang, wordt dit in tekstvorm weergegeven. In een
dergelijk geval moet de verantwoordelijke beheerder worden geïnformeerd.
8.4.2
Onderhoud- functie 22
De Onderhoudmodus is bedoeld voor de handmatige controle van de melders in een meldergroep. In combinatie
met onderhoudswerkzaamheden kan de functie van iedere afzonderlijke melder worden getest.
Na invoer van het groepsnummer en het indrukken van de "aan"-toets wordt de meldergroep omgeschakeld naar
de Onderhoudmodus. Ter bevestiging verschijnt op het display de melding Onderhoud "AAN".
Indien nodig kunnen meerdere groepen tegelijkertijd naar Onderhoud worden omgeschakeld.
Wanneer nu bij de op Onderhoud geschakelde groepen alarmen worden geactiveerd, dan wordt de alarmteller
telkens met één verhoogd. Dit is bedoeld om te controleren dat alle melders van de meldergroep worden
beproefd.
Na het beëindigen van het activeren van het Onderhoud-alarm kunnen via de softkey "F3-Anzeige" de events
worden bekeken.
Door het indrukken van de softkey "F4-Volgende melding" resp. door het indrukken van de softkey "F2-Vorige
melding" kunnen de totalen van de onderhoudsalarmen per meldergroep op het display worden bekeken.
Door het indrukken van de 'esc'-toets wordt de weergave verlaten en het menu "Onderhoud" verschijnt.
Na afronding van de Onderhoudwerkzaamheden, moeten de op Onderhoud geschakelde meldergroepen weer
worden ingeschakeld, d.w.z. de Onderhoud moet door het indrukken van de "uit"-toets weer worden
uitgeschakeld.
Wanneer een meldergroep of een melder zich in Onderhoud bevindt, dan wordt in het display
(normaal-, resp. rusttoestand) de knipperende tekst "OND! - ONDERHOUD actief!" getoond.
Bovendien brandt de indicatie "Onderhoud" (bij BM-computers met gele LED en tekst Onderhoud).
8.4.3
Diagnose - functie 23
De diagnosemodus maakt de bepaling van de vervuilingsgraad van de geïnstalleerde SDN-melders mogelijk.
De verwerking van de diagnose volgt alleen bij melders, die via een MEI- (melderidentificatie) resp.
RS-bus kaart zijn aangesloten.
De diagnosetijd tot aan het aanwijzen van de resultaten kan afhankelijk van de configuratie van de
brandmeldcentrale maximaal 5 minuten duren.
Door het indrukken van de softkey "F1" wordt de diagnose gestart. Na een foutloze diagnose verschijnt het
resultaat "in orde". Met de softkey "F2" kan de test worden onderbroken.
Wanneer gedurende de diagnose een SDN-melder wordt gelokaliseerd, die bijna aan vervanging toe is vanwege
de opgebouwde vervuiling, kan het meldernummer door het indrukken van de softkey "F3" op het display
worden weergegeven.
Lobeco Beveiligingen
Pagina 29 van 32
NP1020_01