1
2
4x
Fig. 4.23
Filtermodule op de tweede filtermodule
•
Indien van toepassing: herhaal de instructies van Fig. 4.21
en Fig. 4.22 om het MDB-systeem uit te breiden (max. 4
filtermodules op elkaar).
4.5
Luchtinlaat-
(MDB-INLET)
(MDB-OUTLET)
Zie Fig. V op pagina 18 voor de mogelijke posities
van de luchtinlaat- (A) en -uitlaatmodules (B).
4.5.1
Deflectorplaten
Om de luchtstroom de optimaliseren en de filterpatronen te
beschermen, moet u twee deflectorplaten achter iedere
inlaatmodule installeren.
Fig. 4.24
•
Monteer de deflectorplaten (A) aan de binnenkant van de
filtermodule op de positie van de inlaatmodule (bovenkant
of zijkant) met de flensschroeven (B).
•
Zorg ervoor dat de deflectorplaten exact uitlijnen met de
gaten in de filtermodule (C).
A (2x)
Fig. 4.24
Deflectorplaten
4.5.2
Luchtinlaatmodule
Installeer de luchtinlaatmodule als volgt.
0000100513/100621/D MDB GO | MDB PRO
3
4
<60 s
en -uitlaatmodules
B (4x)
9x
C
+
4x
5x
Fig. 4.25
•
Maak extra gaatjes in de afdichtingsstrips op de
filtermodule, op de positie waar u de inlaatmodule wilt
installeren.
•
(1) Verwijder de schutlaag van de afdichtingsstrips.
•
(2) Spray SealApplicator smeermiddel op de strips.
SOORTELIJKE TEKENNG
MET DEFLECTION PLATES
•
Plaats de inlaatmodule (A) binnen 60 seconden op de
filtermodule.
•
(3) Bevestig de inlaatmodule met de flensschroeven.
Indien van toepassing:
•
Herhaal deze procedure voor de overige inlaatmodule(s).
5
•
Sluit de filtermodules op elkaar aan met behulp van
4x
ducttape. Zorg ervoor dat de verbindingen luchtdicht zijn.
Fig. 4.25
Luchtinlaat-/luchtuitlaatmodule(s)
4.5.3
Luchtuitlaatmodule
Zie paragraaf 4.5.2. Inlaatmodule = uitlaatmodule.
4.5.4
Afdichtdop
Iedere luchtinlaat- en -uitlaamodule wordt geleverd met een
afdichtdop. Wanneer u beide kanten van de modules op
leidingwerk aansluit, is het niet nodig om een afdichtdop te
installeren.
LOSSE BOORSCHROEVEN/
Indien van toepassing:
DRILL SCREWS
•
Zet een afdichtdop op de open kant van de inlaat-/
uitlaatmodule.
•
Bevestig de afdichtdop met zelftapschroeven.
•
Maak de verbinding luchtdicht met behulp van ducttape.
4.6
Persluchtaansluiting
Iedere filtermodule is voorzien van een drukslang
met een T-connector.
Fig. 4.26
•
Steek een T-connector (C) in de achterkant van elke
filtermodule.
•
Sluit de slangen in serie aan.
•
Zet een einddop (A) op de laatste T-connector.
•
Installeer een persluchtregelaar (CAR-KIT of soortgelijk)
(B) op het montageframe. Stel in op 5 bar.
•
Sluit het losse einde van de drukslang aan op de
persluchtregelaar. Zorg ervoor dat de luchtstroomrichting
door de regelaar correct is; dit wordt aangegeven door een
pijl op de achterkant.
•
Sluit de persluchtregelaar aan op de persluchtvoorziening.
1 1
2
A
3
20x
4
20x
11