Opstartcyclus
1. De stekker wordt in het stopcontact gestoken, en de
bedienningsknop op "ON" gezet.
2.
gaat branden. Het toestel is nu klaar voor gebruik
Vervolgens kan een van de volgende LED's oplichten
Toestel komt in bedrijf voor cv-gebruik
Toestel komt in gebruik voor tapwater-gebruik
Toestel komt niet in bedrijf, de cv-druk te laag is.
Er is een vlamstoring opgetreden.
Ontsteking
Ontstekingsprocedure:
1. Warmtevraag aanwezig:
centrale verwarming;
tapwater verwarming.
2. •
bij cv-vraag gaat de cv-pomp draaien (32),
•
bij tapwatervraag wordt de stromingsschakelaar
(136) geactiveerd.
3. Bekrachtiging van de ventilator (16). Deze draait bij
warmte vraag op een constant toerental.
4. Controle of er voldoende luchttransport is, door de
luchtdrukverschilschakelaar (43).
5. Bij voldoende luchttransport zal er tussen vonk-
elektrode (81) en het branderbed (22) een vonk
overspringen. (ca. 2 sec na de warmtevraag)
6. Het gasblok (44) opent de gastoevoer.
(ca. 4 sec. na de warmtevraag)
7. Het gas wordt door de inspuiters (21) van de gasver-
deler in de branders (22) gespoten. Na het verlaten
van de inspuiter mengt het gas zich met de
omgevingslucht.
8. Bij de brander wordt het mengsel door de vonken van
de vonk-elektrode (81) tot ontsteking gebracht, waarna
de warme verbrandingsgassen via de wisselaar (27)
hun warmte aan het langsstromende water
overdragen.
9. De vonkontsteker schakelt uit als er ionisatie-signaal
is. Dit signaal wordt met de ionisatie-elektrode (82)
gemeten. De brander moet in maximaal 10 seconden
na het openen van de gasklep ontsteken. Indien dit
niet gebeurt, gaat het toestel op vlamstoring (189)
Als het ionisatie-signaal wordt gemeten, zal de
vlamindicatie LED oplichten (190)
10. Hierna volgt vrijgave van de regeling.
Vlamcontrole
Gedurende het branden zal de ionisatie-elektrode (82)
controleren of de vlam aanwezig blijft. De vlamindicator
(190) geeft aan of dit signaal aanwezig is.
Als de vlam tijdens het functioneren van het toestel
wegvalt, zal ook het ionisatie-signaal wegvallen en zal de
gastoevoer gesloten worden. Na een wachttijd van 10
seconden vindt een herstart plaats. Als er nu weer geen
ionosatie wordt gemeten gaat het toestel in vlamstoring.
Vlamstoring
Deze vlamstoring wordt gesignaleerd door de
vlamstoringsindicator (189). De vlamstoring is met behulp
van de bedieningsschakelaar (98) op te heffen. (Even op
de stand RESET houden en loslaten)
De ionisatiemeting is fase-ongevoelig.
32
Herstart
Als er na de ontsteekfase geen ionisatiesignaal wordt
waargenomen valt het toestel in vlamstoring (189). Er zal
nu geen herstart plaatsvinden.
Als er tijdens de veiligheidstijd een ionisatie signaal werd
waargenomen zal het toestel wel opnieuw starten.
Einde warmtevraag
1. Gasblok (44) stopt de gastoevoer;
2. Na cv-verwarming draait de cv-pomp 7 minuten na.
Directe beveiligingen
Ionisatie-elektrode (82)
Gedurende het ontsteken en branden zal de ionisatie-
elektrode (82) controleren of de vlam aanwezig blijft. De
vlamsignaal LED (190) zal branden. Als het signaal er niet
is of wegvalt, zal het toestel in vlamsignaalstoring (189)
gaan. Deze storing is middels de RESET-knop (98) op te
heffen.
Beschermingsthermostaat (50)
Om de warmtewisselaar (27) te beveiligen tegen koken is
een beschermingsthermostaat (50) aangebracht. Wan-
neer deze thermostaat een temperatuur van 88°C meet
wordt het toestel uitgeschakeld. Het toestel wordt weer
vrijgegeven voor de regeling als de temperatuur
overschrijding is opgeheven.
Maximaalthermostaat (49)
Als deze thermostaat een cv-aanvoertemperatuur van
meer dan 100
o
C meet, wordt het toestel uitgeschakeld. Als
de temperatuur overschrijding is opgeheven komt het
toestel weer in bedrijf.
Laagwaterdrukbeveiliging (114)
Als de waterdruk onder de ca. 0,8 bar komt, zal het toestel
uitschakelen, en zal de laagwaterdruk LED (
branden.
Als de druk weer voldoende is, zal deze storing automa-
tisch opgeheven worden.
Overstortventiel cv-zijdig (14)
Dit overstortventiel zal bij een cv-druk die hoger is dan
3 bar inwerking treden.
Vorstbeveiliging (34)
Het toestel wordt d.m.v. een vorstbeveiligingsfunctie via de
cv-aanvoersensor (34) beveiligd tegen bevriezing. Als de
temperatuur bij deze sensor onder de 5
toestel op laagstand gaan branden en na een
temperatuursverhoging tot 18
Voorkomen van het vastzitten van de cv-pomp (32)
Om te voorkomen dat de cv-pomp (32) vast gaat zitten
wordt de pomp na iedere tapwatervraag even bekrachtigd.
Voldoende luchttransport (43)
Om te voorkomen dat er geen luchttransport is door het
vastzitten van de ventilator of een verstopt rookgasafvoer of
luchttoevoerkanaal wordt voor het ontsteken van het
gaslucht mengsel het luchttransport gecontroleerd m.b.v.
de luchtdrukverschilschakelaar(43). De regeling wordt niet
vrij gegeven als er geen luchtdrukverschil is.
) gaan
C komt, zal het
o
C weer uitschakelen.
o